En toch presteerde België niet zo goed in Rio

EDDY DE SMEDT: 'In geen enkele delegatie kennen de deelnemers elkaar zo goed als bij de Belgen. Zo inspireren ze elkaar.': Red Lions, zilver, hockey.

Kenners vreesden dat de Olympische Spelen van 2016 een ramp zouden worden voor de Belgische sporters. Desondanks deed ons land het niet meer zo goed sinds 1948. Maar dat is geen reden tot optimisme, want de Belgische budgetten blijven beperkt en grote sporten worden alsmaar duurder.

Voorspellen hoe België zou presteren op de Olympische Spelen was de afgelopen edities niet moeilijk. De experts veronderstelden dat alles wat mis kon gaan mis zou gaan, overgoten die analyse met cynisme en klaar was Kees. Maar Rio 2016 brak met die traditie en hoe. België won twee gouden, twee zilveren en twee bronzen medailles: het beste resultaat sinds de Olympiade van 1948.

En dan te zeggen dat het Belgisch Olympisch Comité (BOIC) vorig jaar nog vreesde voor rampzalige Spelen. Het BOIC hield er rekening mee dat onze atleten Rio zouden moeten verlaten zonder één medaille. ‘Dit succes valt uit de lucht’, vertelt delegatieleider Eddy De Smedt, een gewezen handbalbondscoach. ‘We wisten dat de densiteit van onze delegatie verbeterd was: meer en meer Belgen leunen binnen hun discipline aan bij de top, maar dat levert niet noodzakelijk podiumplekken op. De beste voorspeller voor olympisch succes is het aantal medailles op wereldkampioenschappen en ons rapport voor Rio oogde bijzonder mager. Deze Spelen waren schitterend, maar op dit moment kan niemand zeggen waar dat precies aan lag.’

Een verklaring waar je kanttekeningen bij kunt plaatsen, maar die in het olympisch dorp vaak gebezigd werd, was dat de Belgen al op de eerste dag scoorden. Greg Van Avermaet won in het wielrennen op de weg een onverhoopte gouden medaille. ‘Die positieve vibes verspreidden zich onder de andere atleten’, bevestigt De Smedt. ‘Het BOIC heeft altijd sterk ingezet op het groepsgevoel. In geen enkele delegatie kennen de atleten elkaar zo goed als bij de Belgen. Zo inspireren ze elkaar.’ Het BOIC houdt kennismakingsstages waar sporters uit verschillende disciplines elkaar leren kennen tijdens partijtjes voetvolley en tafeltennis. Op de laatste preolympische stage in Lanzarote werd DJ Netsky ingevlogen, om er echt een feestje van te maken. Naderhand sprak een verbolgen toptrainer over ‘een gigantische verspilling van middelen en tijd’, maar het BOIC zal na Rio het geweer niet van schouder veranderen.

Verloren geld

‘Als Rio één ding bewezen heeft, dan is het dat West-Europese landen die willen uitblinken zich tot in het extreme moeten specialiseren’, vindt Trudo Dejonghe, sporteconoom aan de KU Leuven. ‘Richt je op maakbare medailles, in sporten die weinig mensen beoefenen. Ik denk aan roeien, kanovaren, baanwielrennen: niet toevallig disciplines die de Britten domineren. Zij zijn de meesters van de specialisatie. België volgt dat pad sinds kort ook, zij het niet zo doorgedreven als zou kunnen. Want waar winnen we medailles? In het baanwielrennen bij de dames, en hoeveel vrouwen houden zich daar professioneel mee bezig? Of in het hockey, nog zo’n zelden beoefende sport, die bovendien zeer technisch is. Sportwetenschappelijke begeleiding maakt in die disciplines een groot verschil: investeren loont dus. Daar ligt de toekomst van de Belgische sport. Maar dat betekent dat je keuzes moet maken. Iedere euro die naar langeafstandslopen gaat, is wat mij betreft verloren geld, want daar domineren de Oost-Afrikanen.’

De vraag is natuurlijk hoe ver je daarin gaat. Het zilver van Pieter Timmers in het zwemmen en het goud van Nafi Thiam in de zevenkamp waren opvallende medailles in sporten die heel de wereld beoefent. ‘Maar uitblinken in zulke massasporten is duur en zal alleen nog duurder worden’, weet Dejonghe. ‘De budgetten zijn van die aard dat je vroeg of laat toch moet kiezen voor sporten waar meer kansen liggen.’

‘Sommige landen investeren bijna zonder limiet, en dat dwingt ons onze aanpak te herbekijken’, stelt Eddy De Smedt. ‘Momenteel bieden we de best mogelijke begeleiding aan binnen ons budget. Maar stilaan moeten we bij het BIOC die redenering omdraaien. We moeten de ideale omkadering bouwen, koste wat het kost, en zien nadien maar hoe we dat betalen.’

Zinloze topsport

Vroeger was België een ontwikkelingsland qua sportfinanciering. Sinds een jaar of tien is dat veranderd. Onder toenmalig minister van Sport Bert Anciaux (SP.A) werden de budgetten bijna verdriedubbeld. Toen al werd gezegd dat dat investeringen op de lange termijn waren. ‘Pas op de Spelen van 2016 wordt de oogst optimaal’, voorspelde topsportmanager Ivo Van Aken in 2008 in Knack. De opvolgers van Anciaux hebben zijn beleid niet helemaal doorgezet, maar de budgetverhoging bleef overeind. Anciaux eist geen aandeel op in de successen van Rio. ‘Ik weet wel beter dan mezelf daarvoor te prijzen’, zegt de SP.A-senator. ‘Ik bracht slechts de centen aan, de mannen die de middelen oordeelkundig hebben ingezet, zijn Ivo Van Aken, zijn adjunct Jul Clonen en mijn toenmalige kabinetschef Paul De Knop. Zij hebben het kader uitgetekend dat tot vandaag het gezicht van de Vlaamse sport bepaalt, al is geen van die drie vandaag nog betrokken bij het topsportbeleid.’

België spendeert nu 35 miljoen euro aan topsport. Nederland zit aan 55 miljoen. Internationale vergelijkingen leren dat er ongeveer 3,5 miljoen euro moet worden geïnvesteerd om één olympische medaille te oogsten: ons land presteert dus nog steeds onder de maat. Zo spendeert de Britse overheid in verhouding niet veel meer dan de Belgische. Maar het grote verschil is dat kleine Britse bedrijven graag atleten sponsoren. Dat blijkt in België, nochtans het paradijs van de kmo, niet te lukken: privésponsors vind je haast alleen in het wielrennen, het veldrijden of het voetbal. Binnen de olympische sporten mist men ook de knowhow om die sponsors een commercieel perspectief te bieden.

De Belgische topsport moet op korte termijn niet dromen van meer financiële armslag. De vraag blijft ook wat een land nu eigenlijk heeft aan sportief succes. ‘De Verenigde Staten eindigden als eerste in de olympische medaillestand, maar nergens bestaat er zoveel zwaarlijvigheid’, stelt Trudo Dejonghe vast. ‘Binnen Europa is niemand zo dik als de Britten, nochtans een dominante sportnatie in Rio. Je kunt je afvragen of een overheid niet beter investeert in een sportende bevolking dan in elitesporters.’ Het idee dat sportsucces aanstekelijk werkt, wordt door onderzoek tegengesproken. Pieter Timmers zien uitblinken in het olympisch bad zet u er niet toe aan om zelf baantjes te gaan trekken. Eddy De Smedt kent die onderzoeken, maar denkt er het zijne van: ‘Wanneer heel het land juicht om Nafi Thiam, dromen zesjarige sportertjes ervan haar op te volgen, daar ben ik zeker van. Zo krijgen we hét grote manco van de Belgische sportwereld weg: hier bestaat geen echt topsportklimaat. Maar succes wordt geapprecieerd, waardoor meer jongeren gaan sporten en je nog meer succes krijgt. Hopelijk kijken we ooit terug op Rio als het kantelpunt die die machine in gang duwde.’

DOOR JEF VAN BAELEN

‘Investeert een overheid niet beter in een sportende bevolking dan in elitesporters?’ sporteconoom Trudo Dejonghe

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content