Waarom Afrikaanse landen witte tovenaars willen

© Belga Image

Afrikaanse bondscoaches zijn niet erg gewild op het eigen continent.

Op de Afrika Cup waren slechts vier van de zestien deelnemende landen getraind door een Afrikaanse coach: Zimbabwe, Congo, Senegal en Guinée Bissau. Dat is iets beter dan op de vorige editie toen met drie van de zestien landen met een Afrikaanse trainer (Zuid-Afrika, Congo en Zambia) een absoluut dieptepunt werd bereikt sinds het toernooi in 1998 met zestien ploegen wordt afgewerkt. In 2013 waren er nog zeven Afrikaanse bondscoaches tegenover negen ‘witte tovenaars’. Dat jaar won voor het laatst een Afrikaanse trainer toen het Nigeria van Stephen Keshi (ex-Anderlecht en Lokeren) het Burkina Faso van Paul Put klopte.

In een interview met de Frankfurter Allgemeine meent de Duitser Otto Pfister (79) die als bondscoach van acht Afrikaanse landen werkte en een aantal keer aan de CAN deelnam waarom er bij de Afrikaanse landen zo weinig vertrouwen is in trainers van het eigen continent.

‘Er zijn getalenteerde trainers in Afrika, maar de nationale bonden vertrouwen hen niet genoeg. Je hebt in Afrika ook een clansysteem, waarbij de ene clan de andere niets gunt en niet vertrouwt. Als men in een land een trainer van een bepaalde clan aanstelt, vermoedt men al dat die hoofdzakelijk spelers van zijn eigen volk of regio in het team wil halen. Dan kiest men liever voor een buitenlandse trainer, en liefst één uit een groot voetballand dat pakweg al eens wereldkampioen is geworden.’

Zelfs als grote Europese voetballanden in een Afrikaans land ter plaatse lokale coaches opleidden, loopt er iets fout: ‘Het werk wordt niet opgevolgd. Drie jaar na je opleiding moet je teruggaan om te zien wat er van die door jou opgeleide mensen geworden is. Ook dat gebeurt niet.’

Olaf Jansen en Geert Foutré

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content