Brecht Dejaegere (AA Gent) strijdt tegen pesten: ‘Wij hebben een voorbeeldfunctie’

© PHOTONEWS
De Streekkrant
De Streekkrant De Streekkrant blikt als gratis krant elke woensdag vooruit op de week die komt.

Sinds kort is Brecht Dejaegere het uithangbord van ‘Wees een maatje, geen pestkop’, een antipestcampagne van tv-zender Cartoon Network en Awel, de vroegere Kinder- en Jongerentelefoon. ‘Veel hangt toch af van de opvoeding’, vertelt hij in Deze Week.

Op vrijdag 10 en dinsdag 14 november spelen de Rode Duivels een vriendschappelijke wedstrijd tegen respectievelijk Mexico en Japan. Bondscoach Roberto Martinez zal op zijn middenveld wellicht weer geen plaatsje veil hebben voor de immer vinnige Dejaegere, in tegenstelling tot zijn ex-La Gantoise-makker – waarover hij verderop trouwens nog een hilarische anekdote opdiept – Matz Sels, de huidige doelman van RSC Anderlecht.

Verbeten topsporter als hij is, legt de West-Vlaming zich daar niet zomaar bij neer. Al is het zeker geen obsessie voor hem. ‘Laat ons eerst maar met Gent weer wat oprukken in de rangschikking, dat is nu het voornaamste’, klinkt het vastberaden. Met dezelfde intensiteit nam hij onlangs samen met enkele van zijn spelers – in Brugge nota bene – het clipje op dat bij de antipestcampagne hoort.

Vanwaar je verregaand engagement voor dat soort project

en?

BRECHT DEJAEGERE: Toen de vraag van Cartoon Network en Awel me via het PR-bureau Day One ter ore kwam, heb ik meteen ja gezegd. Voor zoiets wil ik me met plezier belangeloos inzetten. Als voetballer heb je sowieso een soort voorbeeldfunctie. In het verleden engageerde ik me ook al voor andere goede doelen zoals een autismevereniging en Kom Op Tegen Kanker. Ik heb zelf een nichtje dat kanker overwonnen heeft en zoiets hakt er wel stevig in. Maar zelfs los daarvan zou ik nooit nee zeggen tegen zo’n organisatie.

Sterk, want ik zie het eerlijk gezegd niet veel van je collega-profvoetballers doen.

DEJAEGERE: Dat klopt. Net zoals het feit dat ik nog steeds jeugdtrainer ben bij Handzame, de club waar ik destijds begon. Hoeveel profs zouden dat er nog bij nemen? (lacht) Ik doe dat gratis en dat vind ik zelfs niet meer dan normaal. Voor mij is dat een vorm van ontspanning. Als regent Lichamelijke Opvoeding met een nuchter boerenverstand heb ik geen zittend gat, ik moet altijd in beweging zijn. En waarom jeugdtrainer? Goh, omdat ik zelf nooit echt veel plezier beleefd heb aan mijn tijd als jeugdvoetballer.

Oei, dat verbaast me. Hoe kwam dat?

DEJAEGERE: Op mijn zesde speelde ik al bij Club Brugge, waardoor er meteen veel druk om te presteren bij kwam kijken. Veel van mijn toenmalige teamgenoten haakten op hun zestiende definitief af, omdat ze dat kotsbeu waren. Zo gaat veel talent verloren natuurlijk. Dat wil ik verhinderen. Ik wil dat mijn jongens met plezier komen trainen. Uiteraard is het de bedoeling dat ze beter worden, maar ze moeten zich op de eerste plaats toch amuseren.

Als ik dan van ouders hoor dat hun zoon echt met plezier komt trainen, vind ik dat een mooi compliment. Het kost me wel energie, maar dat heb ik er voor over, want je krijgt er ook veel voor terug.

Al is het soms wel hectisch. Als ik zelf moet trainen in de namiddag, moet ik me onmiddellijk daarna naar Handzame haasten – toch snel een uurtje rijden -, training geven en weer naar Zedelgem rijden waar ik woon. Maar dat doe ik met plezier.

In hoeverre ben je vroeger zelf ooit gepest geweest?

DEJAEGERE: Op dat vlak mag ik zeker niet klagen. Nochtans was ik een makkelijk doelwit als zoon van een varkensboer. Af en toe werd daar weleens lacherig over gedaan, maar echt pesten was dat niet.

Als we bijvoorbeeld ergens op schooluitstap gingen en we plots overvallen werden door de typische buitenlucht van het platteland, hoorde ik iemand weleens roepen ‘Ah, Brechtje, ben je hier net met je varkens gepasseerd misschien?’ Waarop ik dan begon mee te lachen en antwoordde dat ik daar vlak voor school samen met mijn pa inderdaad geweest was. ‘Als je meteen meelacht, zal het rap over zijn met lachen’, zei mijn vader altijd. En dat klopt.

Het feit dat ik al op jonge leeftijd goed kon voetballen en bij een topclub speelde, zal wellicht ook meegespeeld hebben. In zo’n geval loop je toch minder kans om gepest te worden, omdat de meesten toch een beetje naar je opkijken.

Misschien was je zelf wel een pestkop?

DEJAEGERE: Nee, echt niet! Mijn ouders hebben daar altijd heel streng op toegezien. Kijk, ik stam af van een gezonde West-Vlaamse boerenfamilie waar woorden als goeiedag, alsjeblief en dankuwel er echt wel ingepeperd werden. ‘Beleefd zijn doet geen zeer en het kost geen geld’, nog zo’n wijsheid van mijn vader. Ik kan er een heel woordenboek mee vullen. (lacht)

Pesten heb ik dus nooit gedaan, omdat ik zelf niet gepest wilde worden. En stel dat ik het gedaan had en het mijn ouders ter ore was gekomen, zou het zeker mijn beste dag niet geweest zijn. Ik krijg nu al schrik als ik eraan denk. Als ik zelf ooit kinderen heb, is dat een les die ik hen zeker wil meegeven. Veel hangt toch af van de opvoeding. Dat is een pluim die mijn ouders zeker op hun hoed mogen steken. Daar ben ik hen heel dankbaar voor.

Hoe zit het trouwens met pesten op het werk in de voetballerij?

DEJAEGERE: Ik wil zeker niks verhullen, maar bij Gent valt dat echt heel goed mee. Soms worden weleens van die typische practical jokes uitgehaald, maar ik kan er nu niet direct eentje bedenken.

Kom kom, een beetje harder je best doen, Brecht.

DEJAEGERE: Wacht wacht, ik heb er eentje. (begint luid te lachen) Toen Matz Sels nog bij ons keepte hebben we hem eens goed liggen gehad. Matz was – om het zacht uit te drukken – nooit echt met de laatste mode bezig. Op een goeie dag arriveerde hij echter op de club met zo’n flashy glitter-T-shirt aan. ‘Dat kan Matz niet zijn’, dacht iedereen. Wel dus.

Toevallig kregen we die dag bezoek van een jongetje dat via een of ander goed doel in onze kleedkamer mocht komen en een training bijwonen. Iemand – ik weet echt niet meer wie – heeft toen dat T-shirt van Matz aan dat jongetje gegeven, die het effectief mee naar huis genomen heeft terwijl Matz in de fitnesszaal zat. Bij terugkomst kon hij er niet mee lachen natuurlijk, maar dat zijn nu eenmaal dingen die in een vestiaire gebeuren. Echt pesten is dat niet, hé.

En op het veld?

DEJAEGERE: Goh, je hebt natuurlijk altijd spelers die je proberen uit je kot te lokken, maar daar trap ik niet in. Namen? O, ik heb het ooit voorgehad met Koen Persoons en Killian Overmeire, nochtans twee sympathieke gasten. Naast het veld dan toch. (lacht) Overmeire vond bijvoorbeeld dat ik bij een fase te makkelijk ging liggen waarop hij keihard schreeuwde ‘Dejaegere, nog één keer en ik maak je kapot vent!’ Ach ja, dat moet kunnen zeker?

Dit interview werd opgetekend door Stijn Vanderhaeghe voor Deze Week.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content