De BeNeLiga, of waarom Anderlecht-Feyenoord nog niet voor morgen is

© iStock
Jeroen Dejonckere
Jeroen Dejonckere Freelancejournalist

Zaterdag organiseerde het ANV (Algemeen-Nederlands Verbond) zijn jaarlijks colloquium over de innige relatie tussen Vlaanderen en haar Nederland. Onderwerp van discussie was de langgekoesterde mogelijkheid van een grensoverschrijdende voetbalcompetitie. Uit het debat bleek vooral dat tussen denken en doen nog een hemelsbreed parcours aanwezig is.

Een gezamenlijke Belgisch-Nederlandse voetbalcompetitie, het idee is al bijna even oud als de sport zelf. Al in de jaren 40 ijverden journalisten uit beide landen voor zo’n grensoverschrijdend initiatief.

Sinds de eeuwwisseling klinkt de lokroep weer sterker, met dank aan het Bosmanarrest en de explosie van de tv-gelden in Engeland, Spanje en Duitsland. Zoals Marco Van Basten onlangs opperde, lijkt een BeNeLiga de enige manier te zijn om opnieuw aan te sluiten bij de Europese top. Reden genoeg voor het ANV om prominenten uit alle hoeken van de sportgemeenschap samen te brengen in Melsbroek.

Het symposium werd toepasselijk geopend door professor Bart Van Reusel die een sociologische voedingsbodem presenteerde voor de Belgisch-Nederlandse samenwerking. Hij presenteerde zowel de gelijkenissen als de verschillen tussen de sportculturen in beide landen. Van Reusel benadrukte vooral dat België en Nederland op dezelfde manier in aanraking kwamen met sportbeoefening in de 19de eeuw en in eerste instantie gelijkaardig ontwikkelden. Zo waren Antwerpen en Rotterdam als gaststeden voortrekkers in de Olympische beweging.

Toch blijkt vandaag de dag dat doorheen de decennia beide landen hun eigen weg zijn ingeslagen met als voornaamste voorbeelden de vierjaarlijkse frustratie in België over al dat Nederlands Olympisch eremetaal. Sporthistorisch gezien is er niettemin een draagvlak voor meer samenwerkingsverbanden, al schoof Vanreusel vooral een Olympiade Nieuwe Stijl naar voren. Door het recente gigantisme van Peking en Sochi, wil het IOC immers evolueren naar Spelen die rekening houden met ecologische en financiële duurzaamheid, een ideaal instapmodel voor de ‘kleine’ Lage Landen, volgens Van Reusel.

Loonkost

Waar de namiddag echter in de eerste plaats om draaide was de vraag of een BeNeLiga sportief, economisch en organisatorisch bestaansrecht heeft. Doctorandus Thomas Peeters nam het financiële luik op zich aan de hand van heel wat cijfermateriaal. De rode draad doorheen zijn grafieken en tabellen was duidelijk: Een BeNeLiga zal België en Nederland naar een hoger maar nog steeds te laag niveau tillen om opnieuw tot de Europese top te behoren.

De Engelse Premier League int elk jaar meer dan 2 miljard euro aan tv-inkomsten terwijl de Belgische Jupiler Pro League tevreden moet zijn met een schamele 66 miljoen euro.

Peeters toonde aan dat de Lage Landen op dit moment qua loonkost stevig achterop hinken. Zoals Stefan Szymanski en Simon Kuper in hun boek Soccernomics aantoonden, geldt de regel in het Europese voetbal: Wie de hoogste salarissen aanbiedt op de spelersmarkt, oogst het meeste succes. Die loonachterstand is dan weer het gevolg van een levensgroot verschil inzake inkomstenbronnen zoals tv-rechten en ticketverkoop.

Vooral die astronomische deals die de Engelse en Spaanse competities afsluiten met tv-stations wereldwijd, zijn de boosdoener voor de Lage Landen. Zo int de Engelse Premier League elk jaar meer dan 2 miljard euro aan tv-inkomsten terwijl de Belgische Jupiler Pro League tevreden moet zijn met een schamele 66 miljoen euro.

Kortom, een huizenhoog verschil dat met de creatie van een gezamenlijke competitie niet zomaar zal verdwijnen. In het meest optimistische geval kunnen België en Nederland hun tv-deal verkopen voor 250 miljoen euro, een sterke stijging maar nog altijd een trapje lager dan Frankrijk, de nummer vijf van Europa. In economische termen uitgedrukt zullen België en Nederland dus nog steeds de kleine, doch iets volwassener broer zijn van de Big Five.

Taalbarrières

Die harde realiteit is echter nog geen reden om het idee zomaar af te schieten. Piet Moons, voorzitter van de Belgische handbalfederatie, presenteerde de grensoverschrijdende handballiga als lichtend voorbeeld. Sinds 2008, met tussendoor ook een korte Luxemburgse inbreng, strijden zes clubs uit zowel België als Nederland voor de BENE-titel. Een economisch model is tot nog toe niet aanwezig, mede omwille van de kleine economische waarde die handbal vertegenwoordigt. Het project werd vooral in het leven geroepen om het niveau van de sport in de Lage Landen op te krikken, een duidelijke consensus die bij de collega’s uit het voetbal vooralsnog ontbreekt.

Ex-topvoetballer Piet den Boer meende dat beide landen de boot van de BeNeLiga hebben gemist en dat een Europese competitie die het nationale voetbal vervangt nu de toekomst is terwijl Jacco Swart als CEO van Eredivisie eerst wil toewerken naar een nieuwe opzet van de hoogste Nederlandse divisie. Over enkele maanden beslissen de achttien Eredivisieclubs immers over een terugschakeling naar zestien teams met in de lente telkens play-offs naar Belgisch voorbeeld.

Een duel Standard-Feyenoord zal ongetwijfeld veel volk op de been brengen, maar weinig mensen liggen wakker van een duel tussen twee huidige subtoppers.

Journalist Willem Vissers en Ivan De Witte, voorzitter van AA Gent, waren dan weer overtuigd van de vele voordelen die een BeNeLiga met zich meebrengt: meer topwedstrijden, meer toeschouwers en vooral hogere inkomsten. Misschien niet genoeg om aan te haken bij de Big Five, maar dankzij een goede beleidsvisie is die achterstand overbrugbaar, meende De Witte.

Andere hete hangijzers zoals het cultuurverschil en de aantrekkelijkheidsfactor kwamen ook aan bod. In het handbal werken Nederlanders en Belgen alleszins uitstekend samen en wordt het Engels gehanteerd als voertaal. Bovendien vormen taalbarrières steeds minder een probleem in een sterk gemondialiseerde voetbalwereld waar elftallen soms bestaan uit elf verschillende nationaliteiten. Zoals Vissers opmerkte, kan sport juist een voortrekker zijn in het overwinnen van zulke hindernissen.

Wie neemt initiatief?

Over de aantrekkelijkheid van potentiële doorsnee affiches waren de meningen echter verdeeld. Een duel Standard-Feyenoord zal ongetwijfeld veel volk op de been brengen maar, zoals De Witte aanhaalde, zullen weinig mensen wakker liggen van een duel tussen twee huidige subtoppers. Als een duel tussen FC Groningen en Zulte-Waregem al gemengde gevoelens opriep, werd het voorstel van een Atlantic League, een competitie met inbegrip van onder meer Schotse en Scandinavische clubs, al helemaal in de ban geslagen. Niemand zit te wachten op verre verplaatsingen naar een onbekende en dus weinig aantrekkelijke Deense club, was de consensus aan tafel.

Niettemin waren alle panelleden ervan overtuigd dat België en Nederland, twee naties met een rijke voetbalgeschiedenis, de krachten moeten bundelen om zich te verweren tegen de macht van de Big Five en de UEFA. Het beleid van de Europese federatie volgt duidelijk de visie ‘de rijken worden rijker en de armen worden armer’

Op de vraag wie zich nu moet opwerpen als initiatiefnemer in de praktijk, bleef iedereen aan tafel echter het antwoord schuldig. Jacco Swart liet alvast weten dat zijn volgende bijeenkomst met de Eredivisieclubs zal draaien rond de moeilijke afslanking van achttien naar zestien clubs. Het is duidelijk dat Nederland eerst zelf wil proberen zijn interne problemen op te lossen.

Kortom, een termijn van vijf tot zeven jaar om een BeNeLiga op te richten, zoals De Witte voorstelde, lijkt te hoog gegrepen. De BeNeLiga is voorlopig nog steeds een utopisch idee, dat iedereen wel aanhangt, maar niemand in de praktijk kan of wil omzetten.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content