Top 1000 van Belgische renners in 150 jaar wielersport

© belgaimage en lannoo
Jacques Sys
Jacques Sys Jacques Sys is een Belgische sportjournalist

Vanaf woensdag 14 maart ligt het boek ‘Top 1000 van de Belgische wielrenners’ in de Standaard Boekhandel. Dit naslagwerk portretteert 1000 renners die 150 jaar wielersport kleur gaven. Hieronder als opwarmer enkele anekdotes.

Voorstelling bijwonen?

De Top 1000 van de Belgische Renners, is van de hand van Jacques Sys, hoofdredacteur van Sport/Voetbalmagazine. Het wordt uitgegeven door Lannoo en kost 44,99 euro. Vanaf 14 maart ligt dit boek in de Standaard Boekhandel.

De voorstelling van het boek vindt plaats op dinsdag 13 maart om 19.15 uur in de Paterskerk in Roeselare in aanwezigheid van verscheidene oud-kampioenen zoals Freddy Maertens, Michel Pollentier, Walter Godefroot, Eric Leman en Johan De Muynck. Ook u kunt erbij zijn: sportmagazine.be geeft tien duotickets weg voor de eerste tien e-mailers naar florence.verleye@roularta.be.

CYRILLE VAN HAUWAERT (1883-1974) was een pionier van de wielersport en verpersoonlijkte als allereerste de Flandrien. Hij groeide vooral in slechte weersomstandigheden boven zichzelf uit. Het gebeurde wel eens dat Van Hauwaert voor de start van een wedstrijd stond te rillen van de kou. Hij klaagde niet. Eén enkele keer, voor Bordeaux-Parijs, kon hij zelfs zijn handen nauwelijks bewegen. Het waren ijsklompen. Van Hauwaert vond er iets op: hij… waterde op zijn handen zodat die toch een beetje warm kregen.

Voor een memorabele Milaan-Sanremo in 1910 was hij evenwel machteloos. Van de 71 renners die toen waren gestart bereikten er drie de aankomst. De temperaturen waren zo Siberisch dat Van Hauwaert voorbij de uitgang van een tunnel stopte en met een mantel over zijn rug op een steen ging zitten. Hij zou opgeven, nadat hij voordien een herberg was binnengestapt, zich naar het houtvuur sleepte en zijn handen in de vlammen stak.

LOUIS MOTTIAT (1889-1972) is een van de meest succesvolle Waalse renners ooit. Hij werd De Man van IJzer genoemd. In marathonkoersen voelde hij zich als een vis in het water. Hij won ooit Parijs-Brest-Parijs, een koers over 1200 kilometer die om de tien jaar werd gereden. Mottiat overvleugelde de concurrentie op een dusdanige manier dat hij onderweg de tijd nam om een volledige maaltijd te bestellen en langs de kant van de weg rustig op te eten. Hij won met een voorsprong van 23 minuten op de Fransman Eugène Christophe. Nadien opende hij het bal na de wedstrijd en trok pas om twee uur ’s nachts naar huis.

Om zijn handen te verwarmen stak Cyrille Van Hauwaert die in de vlammen.

PAUL DEMAN (1889-1961) was in 1913 de eerste winnaar van de Ronde van Vlaanderen. Eén jaar later brak de Eerste Wereldoorlog uit. Daarin ontsnapte Deman tot twee keer toe aan de dood. Hij besloot zijn rennerskwaliteiten ten dienste te stellen van de vrede. Met de fiets smokkelde hij in een gouden tand geheime spionageberichten naar de geallieerden, net over de Nederlandse grens. Bij zijn vijftiende overtocht, op anderhalve maand van de Wapenstilstand, werd hij gesnapt. Hij belandde in de gevangenis van Leuven en leefde van water en brood. Paul Deman werd veroordeeld tot de dood met de kogel. Hij ontliep de executie omdat het kamp waar hij zat op de dag van zijn terechtstelling werd bevrijd.

Georges Ronsse: 26 jaar en volgens velen al versleten.
Georges Ronsse: 26 jaar en volgens velen al versleten.© belgaimage en lannoo

Toch werd Paul Deman niet meteen vrijgelaten. Omdat hij in de dodencel zat en met een zwaar West-Vlaams accent sprak, dachten de bevrijders dat hij een Duitser was en wilden hem alsnog terechtstellen. Een brief uit Brussel maakte een einde aan dit oorlogsdrama. Deman werd onderscheiden voor zijn spionagedaden en kon zijn carrière na vier jaar onderbreking verderzetten.

RITTEN VAN LERBERGHE (1891-1966) was een van de meest kleurrijke renners van zijn generatie. Een Uilenspiegel, sterk als een eik. In de finale van de Ronde van Vlaanderen 1919 stopte hij in volle finale in een café om daar twee pinten te drinken. En aan de meet riep hij de toeschouwers toe dat ze best naar huis konden gaan omdat hij een halve dag voorop lag. Rustig maakte hij nog een praatje met een toeschouwer alvorens de laatste honderden meters af te leggen. Al voor de start had Van Lerberghe zijn tegenstanders verteld dat hij ze allemaal dood ging rijden. Nochtans bleek de West-Vlaming toen niet zo geconcentreerd: hij had thuis zijn fiets vergeten. Waarop hij snel een fiets van zijn schoonbroer leende. Het belette hem niet om zijn boude voorspelling hard te maken. De Doodrijder van Lichtervelde, zo werd Van Lerberghe genoemd.

Willy Vannitsen reed naar een koers in Gullegem maar bleek zijn fiets vergeten te zijn. Hij ging dan maar de hele namiddag kaarten.

LUCIEN BUYSSE (1892-1980), de winnaar van de Tour 1926, kon op zijn zestiende niet eens op een fiets rijden. Hij beschikte over een ijzeren maag. Zijn eetzakje bestond uit een kwart kilo broodsuiker, vier rauwe eieren, drie grote schaapskoteletten, twee kippenbillen en drie sandwiches met hesp. Tot verbijstering van iedereen werkte hij dat tegen de eerste bevoorrading probleemloos naar binnen. Om dan weer dezelfde voorraad in te slaan.

Aanvankelijk werd Lucien Buysse in de Tour uitgespeeld als knecht. Hij leidde in 1924 en 1925 de Italiaan Ottavio Bottecchia naar de zege. Met de Italiaan kon Buysse goed opschieten. Anders was het met Francis Pélissier die in 1925 als kopman werd uitgespeeld. Buysse kreeg de opdracht hem bij te staan maar raakte het kotsbeu om de hautaine Pélissier telkens weer in het peloton te brengen. Nadat Francis Pélissier in de Tour van 1925 een halfuur verspeelde kwam het tussen hen ’s avonds aan tafel tot zo’n hoog oplaaiende woordenwisseling dat beiden een mes grepen. Met man en macht werden de kemphanen uit elkaar gedreven.

Rik Van Steenbergen: geen humeurige trekjes.
Rik Van Steenbergen: geen humeurige trekjes.© belgaimage en lannoo

STAF VAN SLEMBROUCK (1902-1968) was een natuurmens die vooral geschiedenis schreef in de Ronde van Frankrijk. Memorabel is de etappe tussen Bayonne en Luchon die hij in 1926 in de gele trui reed, in onmenselijke weersomstandigheden, over onder meer de Tourmalet en de Aubisque. Toen Van Slembrouck op een gegeven moment een nieuwe tube wilde leggen, waren zijn handen zo bevroren van de kou dat hij die eerst in een kom warm water moest steken en meer dan een halfuur verspeelde.

De lijdensweg in deze rit bleef duren, hij wilde opgeven, maar de toenmalige Tourbaas Henri Desgrange vond dat dit niet hoorde voor de drager van de gele trui. Van Slembrouck had er geen oren naar. In een opwelling van wanhoop vroeg hij Desgrange hem dood te rijden zodat hij van alle miserie verlost was. Desgrange verwittigde zijn bazen die hem met een auto kwamen ophalen. Van Slembrouck werd, net zoals vele andere renners, in een graanzak gehuld en bereikte de aankomst vijf uur na winnaar Lucien Buysse. Vaak heeft Van Slembrouck later in zijn sappig taaltje verteld dat hij die dag gestorven was zonder dat hij het zelf wist.

GEORGES RONSSE (1906-1969) was 26 jaar toen hij voor de eerste keer naar de Ronde van Frankrijk trok. De kranten spraken van een versleten renner, terwijl Ronsse op dat moment nog maar 26 jaar was. Alleen ontstond die indruk omdat hij op dat moment al een rijk palmares bij elkaar had gefietst. In die Tour finishte Ronsse zeer verdienstelijk als vijfde. Later vertelde hij dat hij had kunnen winnen. Ronsse verspeelde ruim 25 minuten toen hij in de memorabele etappe tussen Pau en Luchon vier keer lek reed. Toen zijn pomp, vol slijk en zand, de vierde keer dienst weigerde, moest hij wachten tot Tourbaas Henri Desgrange met zijn wagen passeerde. Die wierp hem een paar banden toe. Vervolgens werd Ronsse geveld door een dusdanige aanval van honger dat hij de kracht niet meer had om verder te rijden. Gelukkig passeerde er een auto. De chauffeur gaf hem een hele kip en binnen de minuut speelde Ronsse die naar binnen. Hij heeft nooit geweten dat er beentjes in staken.

Hoe het is om naamloos door de Tour te rijden, wilde een journalist van Jan Nevens weten. Die won de dag nadien de etappe.

RIK VAN STEENBERGEN (1924-2003) verdiende al op zijn achttiende 2400 frank per wedstrijd, zo’n 60 euro. Een immens bedrag in een tijdperk dat de prijs van een huis rond de 70.000 frank (1750 euro) schommelde. Heel zijn carrière lang probeerde Rik Van Steenbergen het leven langs de zonnige kant te bekijken. Hij bewierookte op tijd en stond zijn eigen prestaties, maar verviel daarbij nimmer in arrogantie. En hij had al evenmin last van de humeurige trekjes die zoveel kampioenen typeren. Rik van Steenbergen was en bleef een man van en voor het volk. Toen hij in 1946 voor de tweede keer de Ronde van Vlaanderen won, wilde de organiserende krant Sportwereld een grote reportage met hem maken. Dat bleek geen enkel probleem. Van Steenbergen reed met de fiets vanuit zijn thuishaven Arendonk naar de redactie in Brussel, babbelde twee en een half uur en stoof vervolgens weer per fiets naar huis. Hij hield van de folklore en het volkse karakter van zijn sport.

Willy Vannitsen: sneller dan de wind.
Willy Vannitsen: sneller dan de wind.© belgaimage en lannoo

WILLY VANNITSEN (1935-2001) was de snelste renner van zijn generatie. Als de Limburger in zijn dag was, dan viel hij niet te kloppen. Alleen: hij was niet altijd in topconditie, hij bleek niet altijd even geconcentreerd. Ooit wilde Vannitsen aan Gullegem Koerse deelnemen. Hij arriveerde in de West-Vlaamse gemeente in een opvallende Amerikaanse auto en trok alle aandacht. Vannitsen stapte grijnzend uit en opende met veel zwier zijn koffer om zijn fiets eruit te halen. Tot hij dan tot zijn verbijstering zag dat hij het kleinood thuis vergeten was. Een drama vond hij dat nu ook weer niet. Hij trok naar een café en ging daar een hele namiddag kaarten.

GEORGES VANDENBERGHE (1941-1983) gold als een bescheiden knecht die aanvankelijk haast onopvallend door het peloton fietste. Tot hij in de memorabele Tour van 1968, die Jan Janssen tegen Herman Vanspringel won, in de zevende rit mee glipte in een vlucht en de gele trui pakte.

Die zou de West-Vlaming elf dagen behouden. Zelfs in de bergen kon hij zijn leiderstrui aanvankelijk verdedigen. Een bijzonder tafereel speelde zich af toen Vandenberghe het podium beklom: omdat hij geen haar en tanden had, haalde hij telkens een vals gebit uit zijn sportzak.

CLAUDE CRIQUIELION (1957-2015) zei voor het WK van 1984 in Barcelona dat hij met zekerheid wist dat hij nooit de finish zou halen. Tot verbijstering van zijn ploegmaats nam hij zijn wasgerief mee naar de omloop, zodat hij zich meteen kon verfrissen als hij opgaf. Halverwege de koers zei een hijgende Criquielion tegen zijn ploegmaat Rudy Dhaenens dat hij naar het einde van de wedstrijd verlangde omdat deze omloop je geen seconde de kans gaf om op adem te komen. En toen ploegleider Albert De Kimpe op 50 kilometer van de aankomst met zijn wagen naast hem kwam rijden en het bevel gaf aan te vallen, wist Criquielion niet wat hij hoorde. Hij dacht dat De Kimpe gek was geworden. Nochtans: Criquielion reed goed maar had dat zelf niet in de gaten. Toen hij uiteindelijk in een vijfvoudige kopgroep verzeilde, demarreerde hij om te verhinderen dat een groep achtervolgers zou aansluiten. Niemand kon die aanval beantwoorden. Zo werd Criquielion wereldkampioen.

Claude Criquielion tijdens het WK in Barcelona: eigenlijk wilde hij opgeven.
Claude Criquielion tijdens het WK in Barcelona: eigenlijk wilde hij opgeven.© belgaimage en lannoo

GUY NULENS (1957) reed vijftien keer de Ronde van Frankrijk. Maar hij viel zelden op. De Limburger verpersoonlijkte de echte helper: hij kon voor een ander veel dieper gaan dan voor zichzelf. Hij won dan ook nauwelijks. Toch kreeg Guy Nulens veel waardering in het peloton. Ieder jaar opnieuw werd hij door een vijftal ploegen benaderd.

Steeds weer wimpelde Nulens alle aanbiedingen af. Hij bleef negen seizoenen lang in dienst van de Panasonicploeg van Peter Post. Op kop rijden van het peloton, zich uitsloven voor de kopmannen, Nulens vond dat de knechtenrol hem op het lijf was geschreven. Hij noemde dat geen valse bescheidenheid, maar realiteit. Voor zijn werk werd hij door de veeleisende Post erg gewaardeerd. Toen Nulens met hem praatte over een contractverlenging, vroeg Post hem om op een briefje te schrijven wat hij wou verdienen. Zelf deed de Nederlander hetzelfde. Toen beide omslagen werden geopend bleek het bedrag van Post hoger te zijn dan dat van Nulens. De Limburger kreeg dat wat zijn ploegleider hem had voorgesteld. Uit dat soort zaken haalde hij de stimulans om zich uit te sloven. Als een toonbeeld van vakmanschap.

JAN NEVENS (1958) zat in de Ronde van Frankrijk van 1992 in zijn hotelkamer en kreeg een journalist op bezoek. Die maakte een verhaal over helpers in de Ronde van Frankrijk. Nevens, die voor Histor-Sigma reed, kwam daarvoor in aanmerking. Hoe het is om anoniem door de Tour te rijden, wilde de journalist weten. Nevens was lichtelijk geïrriteerd. Maar gaf, beleefd als hij is, toch een antwoord.

Eén dag later won Jan Nevens de etappe in de Tour, een rit tussen Valkenburg en Koblenz. Waarom hij plots zo sterk had uitgepakt, vroeg een verslaggever van de VRT-radio hem. Nevens vertelde van het bezoek van de journalist de avond voordien. Hij was geprikkeld en wilde tonen dat hij niet naamloos door de Tour fietste. Hij mocht die journalist wel dankbaar zijn. Het was de auteur van dit boek.

Top 1000 van Belgische renners in 150 jaar wielersport

De Winkler Prins van de koers

Hoeveel boeken zouden er al niet verschenen zijn over het wielrennen, bij uitstek over de Belgische wielersport? Enkele honderden? Ruim duizend? Van biografieën van ‘simpele’ helpers en de grootste vedetten – alleen over Eddy Merckx kan je een halve boekenkast vullen -, over het geschiedkundige en sportieve relaas van de (semi)klassiekers, tot een overzicht van de kampioenen van een bepaalde regio.

Wat echter nog ontbrak: een allesomvattende encyclopedie, een Winkler Prins van het Belgische wielrennen, met de palmaressen en vooral het verhaal van zowat alle coureurs die sinds eind negentiende eeuw de wielersport in dit land hebben grootgemaakt en gekleurd. Al moet je natuurlijk ergens een grens trekken, en dus werd de lat in dit boek op het magische getal duizend gelegd. Selectiecriteria: niet alleen de erelijst, maar ook de manier waarop renners, van groot tot klein, op hun manier hun stempel drukten op hun generatie, in en naast de koers, als charismatische, populaire volkshelden. Zelfs talentvolle coureurs die altijd amateur bleven, maar ook veldrijders, pistiers, mountainbikers en – niet te vergeten – ook de dames.

Ambassadeurs en vertegenwoordigers van het Belgische wielrennen werden zo gespreid over zes tijdperken en gebaseerd op hun palmares alfabetisch onderverdeeld in zes categorieën. Zo ontstonden duizend portretten, gebundeld in liefst 536 pagina’s. Wel – en dat is dé grote kracht van dit encyclopedisch boek – geen droge, chronologische opsomming van overwinningen, maar gekruid met wonderlijke, luchtige, amusante, vertederende, tragische of emotionele anekdotes waarvan u er enkele kunt lezen in de voorpublicatie hiernaast. Verhalen over kwetsbare eendagsvliegen en over vedetten die met een aureool van onsterfelijkheid door het leven stapten, verhalen waar de heroïek en de romantiek van de Belgische wielersport als een rode draad doorheen loopt. Een onmisbaar naslagwerk voor elke wielerfanaat.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content