Touranekdotes: Tom Steels, een sprinter die blij was in de bergen te zitten

© Belga Image
Jacques Sys
Jacques Sys Jacques Sys is een Belgische sportjournalist

Sinds 14 maart ligt het boek ‘Top 1000 van de Belgische wielrenners’ in de Standaard Boekhandel. Tijdens de Tour brengen we elke dag passages uit dit werk. Vandaag: Tom Steels, winnaar van negen ritten in de Tour.

Tom Steels kan met enige lyriek over sprinten praten. Het is voor hem het mooiste wat er bestaat. Het zoemen van de tubes, het gekreun en gekerm van de anderen, het gezoef van het asfalt met een snelheid van 70 kilometer per uur, het gaf hem telkens weer een kick. Geen renner die het sprinten zo adoreert en cultiveert als Tom Steels. Als hij over zijn specialiteit praatte flikkerde er vuur en passie in zijn ogen en week de ingetogenheid die hem anders buiten de koers kenmerkte. Het trekken en duwen, kwakken en smakken, rekenen en berekenen, steeds weer joeg het zijn adrenaline de hoogte in. En het belangrijkste voor Steel was steeds weer: op 200 meter van de streep aanzetten. Dat was de magische grens.

Zo won Tom Steels tekens weer massaspurten. Met de steun van de sterke Mapeiploeg pakte hij tussen 1998 en 2000 respectievelijk vier, drie en twee ritten in de Ronde van Frankrijk. In 2000 moest hij opgeven en tuimelde door een hardnekkige klierkoorts in een diepe put. Er volgde een lange periode van vallen en opstaan, van sporadische uitschieters en troosteloze wedstrijden. Nadien ervoer Tom Steels dat het voor hem in spurten steeds moeilijker werd om in de laatste 200 meter in een goede positie te komen.

Tom Steeds had niets van het excentrieke dat zoveel spurters kenmerkt. Hij hield niet van frivoliteiten en ging niet over de schreef. Op één enkele keer na dan, in 1997, toen hij er zich in de Tour toe liet verleiden om in volle pelotonsprint een drinkbus naar het hoofd van de Fransman Frédéric Moncassin te keilen. Hij verloor de controle over zichzelf nadat er eerder een paar levensgevaarlijke bewegingen waren gebeurd. Steels werd meteen naar huis gestuurd. De Waaslander had een soort haat-liefdeverhouding met de Tour. De massale aandacht van de pers, het volk langs de weg, de sfeer van zenuwachtigheid, de sprinten die zoveel van zijn concentratie vroegen dat hij na een week blij was in de bergen te zitten. Omdat je daar weer wat kon ademen.

Top 1000 van de Belgische wielrenners’ werd geschreven door Jacques Sys, de hoofdredacteur van Sport/Voetbalmagazine, en uitgegeven bij Lannoo

Lees ook

Op handen en voeten zocht Victor Lenaers naar zijn ketting

Zijn broek en trui moest Jan Adriaenssens in een lavabo wassen

Hoe langer Julien Vervaecke klom, hoe beter het ging

Hoe meer Romain Maes zich kon afbeulen, hoe liever hij het had

Als een levend lijk reed Maurice Dewaele de bergen op

En toen verkocht Staf Van Slembrouck een autobestuurder een paar muilperen

Omdat hij niet voor een Franse ploeg tekende, mocht Gilbert Desmet niet naar de Tour

De chirurg zei: ik heb een motor in je lichaam ingebouwd

Herman Vanspringel: een Tourzege had bevrijdend kunnen werken

Ferdinand Bracke, een prins op de fiets

En toen dubbelde Eddy Merckx Luis Ocaña

Nooit heeft de peeraffaire Michel Pollentiers populariteit geschaad

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content