Waarom de Kempen de kweekvijver van de crossers zijn: ‘De brave dezekes knikkeren we eruit’

© BelgaImage
Jef Van Baelen
Jef Van Baelen Journalist voor Knack

Veldrijden is geen Belgische, zelfs geen Vlaamse, maar voor het overgrote deel een Kempense sport. Wie de volgende Wout van Aert wil ontdekken, trekt deze week naar de befaamde jeugdinitiatie van de Krawatencross in Lille, het mekka van het veldrijden en thuisbasis van de vrouwelijke en mannelijke wereldkampioen.

Veldrijden leeft alleen in Vlaanderen, zeggen de critici, en daar valt weinig tegenin te brengen. Bezuiden Brussel en benoorden Breda weet niemand wie Wout van Aert is. Wanneer je nagaat waar de veldrijders wonen, kom je uit op een nog veel kleiner gebied. In het niet-stedelijke deel van de provincie Antwerpen is het te doen, ruwweg de provincie min Mechelen en Antwerpen-stad. Trek een cirkel met een straal van 35 kilometer rond de gemeente Lille en je hebt ze zo goed als allemaal, van Mathieu en David van der Poel in het uiterste westen (Kapellen) tot Rob Peeters aan de oostelijke grens met Limburg (Mol). Lille is het epicentrum: zowel de mannelijke als de vrouwelijke wereldkampioen is er geboren. Wout van Aert, Sanne Cant en de andere Kempenaars domineren het veldrijden op een overdonderende manier. De rest doet amper mee.

Wie het wil maken in het cyclocross en de pech heeft geen Kempenaar te zijn, denkt maar beter goed na. De slimmeriken verhuizen

Bart Wellens

Hoe komt het toch dat het veldrijden net in de Kempen zo bloeit? ‘ Menneke, over die vraag debatteren ze hier in de streek al járen’, vertelt Bart Wellens, qua tongval het meest Kempense veldriticoon dat er is. ‘Er bestaan evenveel theorieën als er Kempenaars zijn, maar volgens mij moet je het niet ver zoeken: de bomen maken de crossers. De Kempen zijn bezaaid met bossen en zandheuvels. Wat doet een jonge gast met zin voor avontuur? Die wrijft in zijn pollekes, pakt zijn fiets en roetsjt er zo rap als hij kan doorheen. Berg op, berg af, hotsen tussen de boomwortels. In deze streek is veldrijden de meest voor de hand liggende buitensport.’

‘Niet iedereen heeft zoveel geluk. Neem Gianni Vermeersch. Die rijdt bij mij in de ploeg en komt uit de Vlaanders. Het valt hem niet mee om een interessante plek te vinden om te trainen: ze hebben daar alleen velden en drassige weides. Trainen op mul Kempens zand is tien keer plezanter dan die West-Vlaamse modder. Je wordt niet eens vuil, en je doet meer techniek op. Ik zou graag beweren dat wij Kempenaars meer fietstalent hebben, maar in werkelijkheid danken wij onze weelde aan de bossen van Lichtaart, aan de Heuvelrug van Vorselaar en aan de Lilse Bergen. De veldritploegen weten dat, ze plannen allemaal hun trainingen in de Kempen. Je struikelt hier over de off-roadparcoursen, want elk dorp heeft zijn bos en zijn fietsfanaten. Ik zal zelfs meer zeggen: wie het wil maken in het cyclocross en de pech heeft geen Kempenaar te zijn, denkt maar beter goed na. De slimmeriken verhuizen.’

Zo’n slimmerik is Corné van Kessel. De Nederlander groeide op in Veldhoven, Noord-Brabant, maar trok een paar jaar geleden naar Herentals, in het hartland van het Kempense veldrijden. ‘Een masterplan zat er niet achter’, vertelt Van Kessel, de nummer vier op de wereldranglijst. ‘Ik leerde mijn vriendin kennen op het veldrijden, en zij komt uit Herentals. Dat je op de cross een Kempens meisje tegenkomt, mag natuurlijk geen toeval heten, maar eens het tussen ons ernstiger werd, leek het wel zo logisch dat ik naar de Kempen zou verhuizen. Dit blijft dé veldritstreek, nergens leeft de sport zoals hier. Ik woonde nog maar net in Herentals en er werd al een supportersclub voor mij opgericht. Als ik in mijn geboortedorp was gebleven, zou dat nooit zijn gebeurd. Kempense veldrijders hebben het makkelijk. Uitstekende trainingsfaciliteiten en de meeste wedstrijden zijn op minder dan een uur rijden, maar vooral: de knowhow zit in de Kempen. De specialist-kinesisten, de trainers, de grote materiaalkenners: hett zijn allemaal Kempenaars.’

Waarom de Kempen de kweekvijver van de crossers zijn: 'De brave dezekes knikkeren we eruit'
© BelgaImage

Dat de sport niet haar meest florissante periode doormaakt, beseffen ze in de Kempen ook. Er komt minder publiek op af, en de sfeer is ook niet wat hij was. Bart Wellens vreest dat het veldrijden zijn volkse roots verloochent. Het wordt te duur voor Jan met de pet. ’25 euro inkom, 3 euro voor een plastic bekertje bier: wie met zijn gezin naar de cross wil, is een kapitaal kwijt’, zegt Wellens. ‘De mensen komen nog wel één keer, maar elk weekend gaan wordt een dure aangelegenheid, en dát type supporters zorgt doorgaans voor de ambiance. Nu zeggen zij al sneller: ik haal dedju een pateeke bij de bakker en kijk op tv.’ Corné van Kessel is minder pessimistisch. ‘Veel supporters zijn afgehaakt bij het pensioen van Sven Nys‘, meent hij. ‘Dat is een normale evolutie, geen fundamenteel probleem. De opvolgers van Nys zijn volop bezig hun supporterskern op te bouwen. Geloof me vrij, over een paar jaar is het veldrijden populairder dan ooit.’

Kwaadsprekerij

Om dat te checken trekken we naar het noordwesten van de provincie. In Kapellen zijn Mathieu en David van der Poel geboren en getogen, hoewel de broers onder Nederlandse vlag rijden. Dit is niet Kapelle-op-den-bos, dat ligt in Vlaams-Brabant, maar je zou je kunnen afvragen of ze de namen niet hebben omgewisseld: in Kapellen zie je bomen waar je maar kijkt. In de beboste lanen van de eerder chique gemeente staan imposante villa’s waar het leven goed is. Drie jaar geleden werd hier de Supportersclub David en Mathieu van der Poel opgericht, net nadat de jongste broer voor de eerste keer wereldkampioen werd. ‘De club groeit als kool en telt al zo’n 650 leden. Iets meer Belgen dan Nederlanders, maar het is bijna in evenwicht’, zegt voorzitter Herman Delcroix. De club floreert nu Mathieu van der Poel zo’n geweldig seizoen doormaakt. Delcroix zag het ledenaantal in één jaar tijd verdubbelen. ‘1000 Van der Poel-fans is het doel dat we ons gesteld hebben. In dit tempo zullen we daar snel aan zitten. De harde kern bestaat uit streekgenoten van David en Matje, maar dit is geen puur lokaal verhaal. Ik beheer de webshop: ze vragen onze Van der Poel-petjes van in Amerika tot in Luxemburg. De opbrengst gaat naar jonge rennertjes uit de streek. Onze club steunt een Vlaamse wielerschool in Wildert en een Nederlandse in Ossendrecht, net over de grens. We willen niet dat het ophoudt, weet u. Vandaag struikel je in de regio Kapellen-Kalmthout-Essen over de veldrijders. Elke vijf straten woont er wel één, maar blijft dat duren? We hopen dat uit onze wielerscholen ooit een nieuwe Mathieu van der Poel opstaat.’

1.Tom Meeusen 2. Jim Aernouts 3.Kevin Pauwels 4.Wietse Bosmans 5. Jens Adams 6. Mathieu van der Poel 7. David van der Poel 8. Toon Aerts 9. Loes Sels 10. Wout van Aert 11. Sanne Cant 12. Rob Peeters 13. Daan Soete 14. Corné van Kessel 15. Ellen Van Loy 16. Laurens Sweeck 17. Quinten Hermans
1.Tom Meeusen 2. Jim Aernouts 3.Kevin Pauwels 4.Wietse Bosmans 5. Jens Adams 6. Mathieu van der Poel 7. David van der Poel 8. Toon Aerts 9. Loes Sels 10. Wout van Aert 11. Sanne Cant 12. Rob Peeters 13. Daan Soete 14. Corné van Kessel 15. Ellen Van Loy 16. Laurens Sweeck 17. Quinten Hermans

Zullen de 650 Van der Poel-fans voor meer sfeer zorgen? Herman Delcroix vindt het een vreemde vraag. ‘Minder ambiance op de cross? Zo zie ik dat niet. Ik volgde het hele seizoen, van Ardooie tot Zonhoven. Het was toch overal dik feest? De kijkcijfers blijven ook prima. Ik weet dat de journalisten meer animo willen. Ze vinden dat de rivaliteit tussen Mathieu en Wout van Aert niet knettert. Wij proberen het onderlinge gekissebis bewust te beperken – op verzoek van Mathieu, trouwens. Als een van onze fans agressieve taal gebruikt tegen Wout, dan spreken we hem daarop aan. Van kwaadsprekerij wordt niemand beter.’

We rijden door naar de thuisbasis van de grote concurrent. Het dorp Lille, zonder de gehuchten, telt zo’n 5000 inwoners. Lintbebouwing, macadambanen, koterijhuizen en meer kroegen dan je op basis van het inwonersaantal mogelijk acht: dit zijn de diepe Kempen. In Staminee De Crawaett – ‘het kleinste café met de grootste bieren’ – verzamelt wielerclub De Moedige Supporters (DMS). DMS werd opgericht als fanclub voor Staf Herygers, de oudere broer van ex-wereldkampioen Paul. Ook Erwin Vervecken, Wout van Aert en Sanne Cant zijn alumni van de illustere veldritclub, die dit weekend de Krawatencross organiseert. ‘Dankzij DMS werd Lille het mekka van het veldrijden’, vertelt voorzitter Jef Van den Broeck trots. ‘Uw opsomming is trouwens niet compleet. In 2017 vierde de club haar vijftigjarige bestaan. Op dat moment hadden we 49 kampioenstruien gewonnen, jeugdreeksen inbegrepen. Hoeveel het er nu zijn, na het Belgisch en het Wereldkampioenschap, moet de penningmeester nog eens natellen.’

Waarom net hier? Zit er iets in het Lilse water? ‘Mochten we een geheim hebben, dan zou ik het voorzekers niet verklappen!’ grinnikt Van den Broeck. ‘Volgens mij kan het belang van onze grote jeugdinitiatie niet worden overschat. Kinderen tussen de zes en de twaalf jaar mogen in de week voor de Krawatencross losrijden op het wedstrijdparcours. Een aantal oude kampioenen geeft tips. In de streek leeft dat evenement enorm, er wordt nog meer naar uitgekeken dan naar de wedstrijd bij de elite. In 2017 braken we ons record: 412 kinderen. U het mag overal navragen: zoiets bestaat nergens anders. Hoe groter de vijver, hoe meer kans dat je er een klasbak uit vist. Een paar jaar geleden moest ik bij de start van de initiatie een woordje plaatsen. “Hier rijdt misschien wel de nieuwe Sven Nys tussen”, riep ik naar die stoet kinderen. Iedereen lachte, natuurlijk. Wel, een van die rennertjes toen was Wout van Aert.’

Ik woonde nog maar net in Herentals en er werd al een supportersclub voor mij opgericht. In mijn geboortedorp was dat nooit gebeurd

Corné van Kessel

Kampioenen brengen kampioenen voort, en dat bedoelen we niet in biologische zin. Erwin Vervecken droeg een supporterspet van Paul Herygers, Sanne Cant en Wout van Aert waren dan weer fan van Vervecken. Winnen inspireert, en veldrijden leeft enorm in Lille. ‘Tijdens het WK mag je geblinddoekt de straat oversteken: je zult niet verongelukken’, zegt Van den Broeck stellig. ‘Wie niet meegaat naar de cross, kijkt thuis of op café. Het is het enige gespreksonderwerp bij de bakker. De fiets is hier sowieso enorm aanwezig. In het dorpje Lille is 500 man lid van een wielertoeristenclub. Eén Lillenaar op de tien! Ik zeg het opnieuw: dat bestaat nergens anders.’

Jaknikkers

Evenzeer uniek: jonge koersende Lillenaars krijgen een aanmoedigingspremie. Betaald met de winst van de Krawatencross. Aangesloten renners – jongens én meisjes – ontvangen een kleine som telkens als ze aan de start van een koers komen en een iets fermere bonus bij winst. ‘Geen schatten: het gaat om een paar honderd euro per coureurtje. Wout van Aert rijfde in zijn jeugdjaren natuurlijk meer binnen, maar we praten niet over bedragen waar een jong ventje een dikkenek van krijgt. In totaal kost het ons zo’n 6000 euro per jaar’, zegt Van den Broeck. ‘Dat premiestelsel bestaat al sinds de jaren zestig en stimuleert de jonge sporters om er echt voor te gaan. Ze zijn zo trots als ze zo’n premie opstrijken. Voor hun ouders is het vaak welkom. Crossmateriaal is niet goedkoop.’ Ook over hét hete hangijzer in het veldrijden – minder publiek en minder sfeer – doet de voorzitter van DMS zijn duit in het zakje. ‘Wout en Mathieu moeten nog leren dat zij entertainers horen te zijn’, vindt hij. ‘Ze leggen de koersen veel te snel in een definitieve plooi. Sportief valt daar niets op aan te merken, maar het is niet gek dat de fans het een saaie boel vinden. Als de Grote Twee er nu eens een béétje een spelletje van zouden maken: plaagstootjes uitdelen tijdens de koers, alles onder controle houden en het pas in de laatste ronde afmaken. Dan is toch iedereen content?’

Waarom de Kempen de kweekvijver van de crossers zijn: 'De brave dezekes knikkeren we eruit'

We rijden door naar Geel, in het zuiden van de Antwerpse Zuiderkempen. Paul Herygers is nog altijd de trots van Lille, maar de liefde dreef hem naar Geel. Volgens Herygers verklaart het karakter van de Kempenaar – of beter: het slechte karakter – waarom de streek zoveel veldrijders telt. ‘Om te crossen ben je maar beter niet de braafste van de klas’, vindt de gewezen wereldkampioen. ‘Voor de start van het Belgisch Kampioenschap in Koksijde ging ik met de wedstrijdjury het parcours inspecteren. De koerscommissarissen joegen jonge renners van de omloop: zolang de inspectie bezig was, mocht er niet worden getraind. Plots ontstond er paniek: scheert er me daar toch een vinnig ventje door de bocht, echt zo’n Witte van Sichem-type. Vlamde met 25 per uur tussen de commissarissen door en was weg voor iemand hem kon tegenhouden. Tien man vloekend achter hem aan, maar ze hebben hem niet gevonden. Wel, zó’n gast zou later coureur kunnen worden. (lacht) Om veldrijder te zijn moet je zelfdiscipline hebben, maar de brave dezekes knikkeren we eruit. Kempenaars zijn geen jaknikkers, ze zeggen foert als het hen niet bevalt. O ja, en die gast uit Koksijde? Ik ben hem later nog eens tegengekomen. Natuurlijk was het een Kempenaar.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content