De stille killer

© BELGAIMAGE

Geen andere Belgische spits had ooit zo’n fijne neus voor goals. Erwin Vandenbergh, zesmaal topschutter, was altijd de juiste man op de juiste plaats. En hij maakte een iconisch doelpunt voor de Rode Duivels. Een verhaal bij zijn 60e verjaardag.

De zomer van 1982. Schoolkinderen op de speelplaats en late plakkers op de caféterrassen kwelen eendrachtig deze woorden mee:

Wij juichen voor den Erwin. Zijn voeten zijn van goud.

Hij maakte Argentiniëin één secondje koud.

De held van Barcelona, ’t Pallieterke uit Lier

De vriend van alle Belgen, die zingen nu dit lied:

Ja, onze Rode Duivels vechten nu voor elke bal

Ja, onze Rode Duivels, ze winnen de Mundial

Ja, onze Rode Duivels vormen nu een super club

Ze komen weer naar België met de gouden wereldcup.

De openingsgoal van Erwin Vandenbergh op het WK van 1982 in Spanje is een van de beroemdste doelpunten uit de Belgische voetbalgeschiedenis. Naast de kopbal van Georges Grün in 1985 in De Kuip, de penalty van Leo Van der Elst op het WK van 1986 of de countergoal van Nacer Chadli vorige zomer tegen Japan. De goal van Vandenbergh werd begeleid door de legendarische uitroep van wijlen tv-commentator Rik De Saedeleer: ‘Daar is ‘m! Daar is ‘m!! Goooooal!!!’

In de Moulin Rouge moesten we na vijf minuten stoppen met eten, ons bord lag vol pluimen.’ – Erwin Vandenbergh

Rond dat iconische doelpunt was onlangs een hele Belga Sport te bekijken. Toch nog een keer – misschien ten overvloede – een beschrijving van hoe die pot tot stand kwam.

Camp Nou, Barcelona. De openingswedstrijd van het WK’82. Uittredend wereldkampioen Argentinië, met de nieuwe ster Diego Maradona in de rangen, tegen het kansloos geachte België. De Rode Duivels spelen georganiseerd en geëngageerd en creëren op de counter uitgelezen kansen. In de tweede helft krijgt Frankie Vercauteren een bal aan de zijlijn, tien meter op de vijandelijke helft. Met links verstuurt hij een van zijn kenmerkende banaanvoorzetten, die een compleet vrijstaande Vandenbergh bereikt aan de rand van de backlijn. Borstcontrole. De bal wipt even boven Erwins hoofd op. Zal hij koppen? Zal hij schieten? Zal hij de keeper omspelen? Doelman UbaldoFillol aarzelt, zet een paar passen en houdt dan in.

De stille killer
© BELGAIMAGE

In de seconde die dan volgt ontstaan en vergaan er werelden in Vandenberghs gedachten. Zoals Ivo Michiels met Het Boek Alfa een hele roman schreef over enkele minuten in de gedachtewereld van een soldaat, zo kan Erwin Vandenbergh een hele handleiding voor spitsen ophangen aan die éne seconde. Alle lessen en alle instinct zitten erin vervat: anticiperen, bewegen, je oog op de bal én het doel houden, analyseren, bijsturen en ten slotte beslissen, en dat allemaal voor je goed en wel ‘daar is ‘m!’ kunt zeggen.

Door de aarzeling van Fillol krijgt Vandenbergh de tijd om de bal even te laten stuiteren en hem vervolgens buitenkant rechts in de hoek te knallen. België vloert de wereldkampioen.

Het veto van Happel

In zijn living thuis in Ramsel leest Vandenbergh de woorden van het liedje, maar ze zeggen hem niks. ‘Ik heb dat nooit gehoord.’ Hij weet wel dat Bobby Prins, de charmezanger uit het naburige Heist-op-den-Berg, ooit een lied over hem heeft gemaakt, maar dat ging anders. En ook dit nummer dateert van ver voor het Googletijdperk. De lyrics ervan hebben nooit hun weg naar het internet gevonden.

We bladeren door het eerste nummer uit 2019 van Sport/Voetbalmagazine, met de top 50 van beste Belgische voetballers. Vandenbergh staat daarin op 26, tussen Ludo Coeck en Wilfried Puis, twee collega’s die de 60, zelfs de 40 niet gehaald hebben.

Hij wijst op Raoul Lambert. ‘Ik heb nog tegen hem gespeeld.’

‘Met Lierse tegen Club Brugge?’

‘Neen, met Ramsel hier.’ Hij wijst over zijn schouder. Half Ramsel is Vandenberghland.

Daarmee is hij gelanceerd als een spits op weg naar de goal. De anekdotes uit zijn carrière volgen elkaar op. De indertijd eerder zwijgzame voetballer vertelt honderduit, aangestoken door die eerste memorabele wedstrijd, KFC Ramsel tegen Club Brugge (1-3) in de 1/32 finales om de beker van België in 1975.

Ramsel speelt nu in de kelder van vierde provinciale, waar het zelfs illustere ploegen als Zammel, Muizen, Immer Voort en Grasheide voor zich moet dulden. In de jaren 70 speelden de rood-witten ook in vierde, maar dan nationale, de zogenaamde Bevordering. De accommodatie liet te wensen over en dat was niet naar de zin van Clubtrainer Ernst Happel. ‘Achter het hoofdveld lag een pleintje waar wij op trainden. Daar stond wat gras op en een paar goals, meer niet. Voor een match warmden we ons daar op, om het hoofdveld, dat er vrij goed bijlag, wat te sparen. ‘Neen,’ zei Happel, ‘wij willen op het hoofdveld opwarmen.’ Niemand durfde tegen hem in te gaan, zodat wij op het kleine veldje opwarmden en zij op het grote plein.’

Als Anderlecht in die tijd een stel ronkende bolides was, dan was Vandenbergh de geruisloze Tesla.

Van Ramsel naar Lierse

Dat Vandenbergh als jonge snaak bij Ramsel ging spelen, leek voor de hand te liggen, maar was dat toch niet. ‘Ik ging naar school in Ourodenberg en wilde daar gaan voetballen, met mijn vrienden. Maar Ourodenberg is al Brabant en mijn vader, die melkboer was, leverde daar niet. Zijn commerce lag in Ramsel en dus wou hij dat ik daar ging spelen. Dat zag ik niet zitten, want ik kende er niemand.’

Timide, beducht voor het onbekende: het zal Vandenbergh heel zijn carrière tekenen. Hij houdt de boot af en blijft ondertussen dagelijks urenlang sjotten op een braakliggend veld vlak bij het ouderlijk huis. ‘Daar was altijd een man of vijftien aan het spelen, van verschillende leeftijden. We maakten rap ons huiswerk en voetbalden tot het donker werd. We zijn ooit het bos in getrokken om daar enkele dikke takken af te hakken om doelpalen mee te maken. De jeugd kan zich dat nu niet meer inbeelden. Nu gaan ze al naar een club zodra ze van de fles af zijn.’

Al snel doet het gerucht de ronde dat op dat veldje een getalenteerde knaap speelt. Wanneer Erwin veertien is, laat zijn vader dan toch iemand van KFC Ramsel langskomen. Erwin gaat schoorvoetend in op de uitnodiging om enkele keren te komen trainen. ‘Dat viel mee. Het was een toffe groep. Ik heb toen een aansluitingskaart getekend, bij de kadetten.’

Zo laat hij bij de club is gekomen, zo snel wil trainer Frans Schellens hem in de eerste ploeg laten debuteren. Het is aftellen naar 26 januari 1975, wanneer hij zestien en speelgerechtigd wordt. Anderhalf seizoen blijft hij nog in Ramsel. In de zomer van 1976 trekt hij al naar Lierse, de club waarvan hij als kind supporter was.

Het is ook een keuze ingegeven door praktische overwegingen: de zeventienjarige kan carpoolen met een ploegmaat uit Herselt en een uit Hulshout. Ze maken ook Vandenberghs entree in de Lierse kleedkamer wat makkelijker. En voor de reservenmatch op zaterdag speelt moeder Vandenbergh voor chauffeur.

Na een half seizoen bij de reserven mag hij voor het eerst invallen tegen Charleroi. Zijn eerste bal belandt op de paal, de tweede is binnen. België leert een onnavolgbare goalgetter kennen.

Goaltjesdief

Erwin Vandenbergh was een spits pur sang. Niemand kon afwerken zoals hij. Een inleggertje aan de eerste paal, een verloren bal nog halen aan de tweede paal, met de punt van de schoen de bal tussen twee verdedigers binnentikken: VDB was soms echt een goaltjesdief. Er werd wel eens gezegd dat hij altijd op de juiste plaats stond, maar dat vindt hij zelf te makkelijk. ‘Alsof ik daar maar te wachten had tot de bal kwam. Het is net een kwestie van juist bewegen, alles goed in de gaten houden.’ Niet op de juiste plaats staan, maar naar de juiste plaats lopen.

Eenmaal de kans op zijn voet lag, toonde Vandenbergh rust, beheersing en een voorbeeldige techniek – wat hem toch wel van bijvoorbeeld een Romelu Lukaku onderscheidt. Zelf keek hij op naar zijn jeugdidool Gerd Müller en hij spiegelde zich graag aan generatiegenoot Marco van Basten. Vandaag zou men hem misschien met een Robert Lewandowski kunnen vergelijken.

Want Vandenbergh maakte ook kloekere goals. Een bal aanpakken met de rug naar de goal, wegdraaien van zijn verdediger en dan op de keeper af. Of een corner binnen knikken, soepel ontsnappend aan de strakke mandekking die hij vaak opgekleefd kreeg. Het gebeurde dat hij negentig minuten onzichtbaar was en dan toch in blessuretijd scoorde, terwijl zijn bewaker even de concentratie liet verslappen. Maar hij was geen spits die niet deelnam aan het spel – een verwijt dat hij een enkele keer kreeg. Dat bewees hij nog overtuigend aan het eind van zijn carrière bij KAA Gent.

Maar dat is vooruitlopen op de zaken. Eerst Lierse.

Vier eindrondes

In zijn vierde seizoen bij de Pallieters (1979/80) beleeft Vandenbergh een van de twee absolute topmomenten uit zijn carrière – het andere zal later de goal tegen Argentinië zijn. Hij wordt nationaal topschutter en zijn recordaantal van 39 goals is ook genoeg voor de Europese Gouden Schoen.

‘Dat jaar maakte Jan Ceulemans er ook veel: 29. Op een bepaald moment dacht hij dat hij me nog zou kunnen inhalen, zo vertelde hij me ooit. Maar dan kwam de match tegen Hasselt. Ik maakte er zes! Toen besefte Jan: ’t is gedaan.’

De uitreiking van de Europese Gouden Schoen voor de beste schutters over alle competities vindt dat jaar plaats in Parijs. De avond voordien is er voor de genodigden nog een diner plus show in de Moulin Rouge. De 21-jarige spits neemt de trein, samen met een délégué van Lierse, maar ook in die tijd waren er al vertragingen en zo komen ze te laat op het diner. ‘Wij moesten nog eten terwijl de anderen al gedaan hadden en naar de voorstelling zaten te kijken. We hadden een tafel vlak bij het podium en je weet: dat zijn daar shows met veel pluimen in de Moulin Rouge. Na vijf minuten moesten we stoppen met eten, want ons bord lag vol van die pluimen. Dat zijn allemaal dingen die nu niet meer zouden gebeuren, maar het had wel zijn charme.’

De stille killer
© BELGAIMAGE

Ondertussen is Vandenbergh international geworden. Zijn eerste cap pakt hij in Schotland. Na een half mislukte EK-voorronde moeten de Rode Duivels op 19 december 1979 in Hampden Park gaan winnen. ‘ Guy Thys leek er niet echt meer in te geloven, maar na een dik kwartier scoorde ik al. Nadien maakte Swat Van der Elst er nog twee. We wonnen met 1-3 en mochten naar het EK in Italië. Daar haalden we zowaar de finale, waarin Horst Hrubesch ons de das omdeed.’

Een legendarisch moment: Erwin Vandenbergh schiet de eerste goal van het WK'82 binnen.
Een legendarisch moment: Erwin Vandenbergh schiet de eerste goal van het WK’82 binnen.© BELGAIMAGE

Na dat EK haalt België nog drie eindrondes, waaronder dus het WK’82 waarin Vandenbergh zijn tweede topmoment beleeft. Vier toernooien op een rij: pas in 2020 zal de huidige generatie dat kunnen evenaren. Het geeft aan wat een voetbalweelde België toen kende.

De visie van Constant

Die weelde is er in die tijd ook op clubniveau. Anderlecht, Club Brugge en Standard spelen Europese finales. In 1982, na het WK, verhuist Vandenbergh van Lierse naar Anderlecht. Vanuit Ramsel kan hij dagelijks pendelen, en bovendien is er de factor Constant Vanden Stock. ‘Van alle voorzitters die ik gekend heb,’ zegt hij, ‘was Constant de enige met wie je écht over voetbal kon praten. Er was direct een vorm van vertrouwen tussen ons. Hij vertelde me, doelend op de gemiste transfer van Ceulemans: die fout wil ik niet meer maken!’

Vandenbergh komt er in een wereldploeg terecht, met heel wat buitenlandse internationals. ‘En die hadden echt een meerwaarde: Morten Olsen, Luka Peruzovic, Per Frimann, Frank Arnesen, Henrik Andersen, Arnór Gudjohnsen…’ Hij somt ze allemaal moeiteloos op. ‘En dan zou ik de grootste nog vergeten…’ Een beetje voetballiefhebber weet welke naam er dan volgt. ‘ Juan Lozano! De beste van allemaal!’

Een van de wedstrijden die hem bijblijft, is de thuiswedstrijd tegen Fiorentina in 1984. Paars-wit verplettert de Italiaanse topclub, met onder meer de Braziliaan Sócrates in de rangen, met 6-2.

In 1983 wint Anderlecht de UEFA Cup, de huidige Europa League. In 1984 staat het opnieuw in de finale met heen- en terugmatchen, tegen Tottenham. Zowel thuis als op White Hart Lane wordt het 1-1 en Anderlecht zal met de strafschoppen verliezen, maar die terugmatch moet het afwerken zonder Vandenbergh.

‘We mochten de dag voor de wedstrijd niet in het stadion trainen, dus weken we uit naar een onverantwoord hobbelig veldje met hoog gras en goals die we met twee trainingsvesten maakten. We spelen een wedstrijdje, Gudjohnsen geeft een center, ik ga omhoog, kop en bij het neerkomen – klak! – mijn enkel. Ik voelde direct dat het niet goed was. René Vandereycken was razend. ‘Zie je nu wel, met zo’n veld, nu missen we morgen onze spits!’ Iedereen dacht dat, maar René durfde ervoor uit te komen.’

Een andere match die hij nooit zal vergeten is die tegen Real Madrid, één ronde na Fiorentina. Ook de Madrilenen worden weggespeeld (3-0). Vandenbergh opent de score na 55 minuten. Hij speelt dan met … een neusbreuk. ‘Het weekend ervoor, op Beerschot, sprong ik bij een corner in het pak en Georges Grün raakte mij met zijn arm. Ik bloedde enorm. Na de match ben ik door Eddy Merckx in zijn auto naar de kliniek gevoerd. Mijn neus zag blauw, maar we wilden er geen ruchtbaarheid aan geven. Tegen Real speelde ik zonder masker en schminkte ik de blauwe plekken weg. Na die heenmatch besloten we om toch te opereren, 3-0 leek veilig… De terugmatch volgde ik hier in mijn zetel op de radio. 6-1. Achteraf werd er gezegd dat er iets in het eten was gedaan – Real zette toen opvallend vaak scheve situaties thuis recht. Maar ik was er niet bij, ik heb dus zelf niks gevoeld.’

Met bondscoach Guy Thys ten tijde van zijn debuut voor de Rode Duivels.
Met bondscoach Guy Thys ten tijde van zijn debuut voor de Rode Duivels.© BELGAIMAGE

Koudwatervrees

Ondanks alle successen bleef Erwin Vandenbergh bescheiden. Niet dat hij geen ambitie had, hij was gewoon geen roeptoeter. Als Anderlecht in die tijd een stel ronkende bolides was, dan was Vandenbergh de Tesla, die de ploeg geruisloos op haar bestemming bracht.

Hij viel ook nergens op. Je kon hem op straat voorbijlopen zonder het gemerkt te hebben. Zijn gelaatstrekken hadden zo uit het potlood van Jef Nys kunnen vloeien en zijn ranke lijf leek meer geschikt voor de halve fond dan om op te boksen tegen rouwdouwen van het type Claudio Gentile of Andoni Goikoetxea.

Dat laatste viel hem zwaar toen hij in 1986, na wrevel omtrent trainer Arie Haan, van Anderlecht naar Lille OSC verkaste. Frankrijk was het land van het goede voetbal, dacht hij, de Europees kampioen van 1984. Bovendien niet te ver van huis, dat bleef belangrijk. ‘Maar ik heb me erop verkeken hoe daar geschopt werd. Ze hadden de arbitrage dat jaar wat verstrengd, maar na een maand moesten ze dat herzien, omdat de kaarten en schorsingen niet te tellen waren.’

Na vier jaar keert hij terug naar België. Nog even hongerig als voordien pakt hij met het KAA Gent onder René Vandereycken een zesde topschutterstitel.

Een schitterende carrière, maar nu, na al die jaren, blijft er een gevoel van gemis. In plaats van naar Lille had hij immers naar Barça gekund. ‘Ik zie die man van Barcelona nog bij mijn moeder aan tafel zitten. De contacten waren via Juan gelegd. Ik weet nog precies hoeveel ik kon verdienen.’ De koudwatervrees was hem echter te machtig. Dat betreurt hij nu wel. ‘Ik had graag geweten wat ik daar had kunnen presteren.’

Zijn trainerscarrière nadien was kort. Spitsentrainer bij Anderlecht, dat had hij nog wel willen worden. En als analist zou hij het zeker niet slecht doen, zo blijkt wanneer we nog een uur doorpraten over het voetbal van nu. ‘Maar ze zouden me niet moeten vertellen wat ik wel of niet mag zeggen. Bij mij zou het altijd zó zijn.’ Hij klieft de lucht voor hem met zijn arm doormidden. Rechtdoorzee. Maar hij is er de man niet naar om een mail te sturen naar Michael Verschueren of even te bellen met Frank Raes.

Volgende week zaterdag wordt hij dus 60. Dat hij gezond mag blijven, daar is hij vooral bekommerd om. Voor de rest gaat het hem goed, hij is ondertussen opa geworden en de onenigheid met zijn voetballende zoon Kevin is ook alweer een hele tijd bijgelegd. Die woont trouwens enkele straten verder. Ramsel is nog steeds Vandenberghland.

Fiche Erwin Vandenbergh

Geboorteplaats

en -datum:

Ramsel, 26 januari 1959

Clubs:

Ramsel (tot 1976), Lierse (1976-1982), Anderlecht (1982-1986), Lille OSC (1986-1990), AA Gent (1990-1994), RWDM (1994-1995)

Rode Duivels:

48 caps, 20 goals

Goals in de Belgische competitie: 255

Palmares:

kampioen (1985 en 1986), UEFA Cup (1983), Belgisch topschutter (1980, 1981, 1982, 1983, 1986 en 1991), Europees topschutter (1980), Belgische Gouden Schoen (1981)

Een heerlijk lobje over Hans van Breukelen in Anderlecht-Nottingham (3-0, halve finale UEFA Cup 1984).
Een heerlijk lobje over Hans van Breukelen in Anderlecht-Nottingham (3-0, halve finale UEFA Cup 1984).© BELGAIMAGE
Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content