Voorpublicatie uit biografie Hugo Broos: ‘Ik dreef mezelf op rancune en eer naar verkeerde beslissingen’

© belgaimage

De biografie van Hugo Broos, ‘Altijd weer winnen’, ligt in de winkel. Sportmagazine.be biedt een voorpublicatie aan, een passage uit het hoofdstuk over zijn avontuur in Algerije, waar Broos zwaar onder de indruk raakte van het supportersgeweld. ‘Ik wilde nooit meer terug naar Algerije. Ik heb dat gevoel altijd blijven houden’.

Een lange periode van frustratie was begonnen.

Ik stelde me heel veel vragen: zagen de (Belgische) clubs echt niets meer in mij? Ik merkte nochtans dat heel wat clubs niet de juiste mensen op de juiste plaats hadden, dat ze best wel de knowhow van een gelouterde trainer konden gebruiken. Ik begreep niet waarom ze niet bij mij terechtkwamen. Wat gebeurde hier?

Ik heb me daarin opgejaagd, dat geef ik toe. Gewoon thuiszitten, dat vrat aan mij. Ik wilde dat niet, maar het was wel zo. Ik dreef mezelf op rancune, op eer, op het respect dat ik voor mijn eigen carriere en voor mijn eigen prestaties had, op korte tijd twee keer op weg naar een verkeerde beslissing.

Ik ging namelijk werken in Algerije. Hoe moet ik dat omschrijven? Het was chaotisch, dat zeker. Duister, compleet niet-transparant, warrig, agressief, turbulent, gevaarlijk, zelfs dodelijk. De clubs waar ik trainer werd, waren JS – Jeunesse Sportive – Kabylie en NA Hussein Dey.

Ik zag een speler van mijn team sterven

Tussen juli 2014 en februari 2015 kwam ik in een rollercoaster van dolle, bizarre gebeurtenissen en emoties terecht. Ik zag een speler van mijn team sterven: Albert Ebossé werd op 23 augustus 2014 bekogeld met stenen, vanuit de tribune, verhitte supporters konden het niet verkroppen dat de ploeg verloor van Alger, in blinde woede namen ze wraak op hun spelers. Ik zag hoe de Algerijnse competitie voor een week werd stilgelegd, uit respect voor Albert.

Dat raakte me allemaal erg diep: waar was ik mee bezig? ‘Dit kan ik mijn familie niet aandoen’, vertelde ik op de radio. ‘Ik denk dat ik hier een einde moet aan maken.’

Ik was tureluurs, ging toch verder, tegen beter weten in. Ik maakte kennis met een voorzitter die besloot dat hij beter zelf de ploeg zou opstellen, een voorzitter die me vertelde wie ik moest selecteren, een voorzitter die niet begreep dat ik zoveel bijval kreeg van pers en publieke opinie, die niet inzag dat de supporters mijn correcte manier van werken best wel konden appreciëren. De voorzitter van JS Kabylie kon dat allemaal niet verkroppen, hij was de baas, en niemand anders.

Ik loste zijn probleem uiteindelijk eenvoudig op: ik nam zelf ontslag toen we op kop stonden van het klassement in de eerste klasse. Ik vond hem een bandiet. De man bleef voorzitter van zijn club, blijkbaar legde niemand hem iets in de weg.

Er viel niets te beleven in Algerije, voor Sonja was het er als westerse vrouw alleen niet evident, ik bleef er vaak weken aan een stuk op m’n eentje. Sonja kwam nu en dan op bezoek, maar bleef er niet lang, we hadden intussen kleinkinderen en die miste ze al snel (en ik eigenlijk ook wel).

Het was nu september 2014 en ik was weer thuis. Twee maanden later kreeg ik telefoon van mijn voormalige assistent. Farid Zemitti was een oud-international in Algerije, een echte voetbalkenner en loyaal, hij nam vrijwillig ontslag bij JS Kabylie en – nadien – NA Hussein Dey, toen ik er vertrok. Of ik coach kon worden van zijn club (NA Hussein Dey), vroeg hij me na zijn vertrek bij JS. ‘De voorzitter is beter’, zei hij. ‘Hij zal u kansen geven.’

Misschien was dat wel zo, maar alweer was het een roerige, rommelige, onrustige periode. Supporters wachtten de spelers op, bij het stadion, na trainingen, na wedstrijden die ze verloren, ze wilden de kleedkamers binnen, om hun gedacht te zeggen over het slechte spel, over de slechte resultaten, over de abominabele plaats van NA Hussein Dey onderaan in het klassement, over de onwil van de spelers om er iets van te maken.

De supporters brachten bloempotten mee, niet om te vieren, maar om te gooien, naar spelers die zich niet inzetten. Het werd een slagveld rond de ploeg. Dit was een ploeg die ver was afgegleden. Ik voelde me zelf nooit bedreigd, mij werd niets kwalijk genomen.

De kranten volgden mijn belevenissen op de voet. ‘Broos stelt duidelijk wat zijn verantwoordelijkheden zijn’, stond er. ‘Broos moet opkrassen bij zijn Algerijnse club.’

De resultaten bleven slecht. Ik werd ontslagen, op 1 februari 2015.Een dag later werd ik weer aangenomen, er was dan toch geen sprake van ontslag.’ Broos dan toch niet weg bij Algerijnse club’, schreven de kranten.

Maar toen de rust een heel klein beetje teruggekeerd was, nam ik de telefoon en belde de voorzitter. Dit kon niet meer, liet ik hem weten. Hij begreep me. Ik nam ontslag en stapte op het vliegtuig naar Belgie. Ik wilde nooit meer terug naar Algerije. Ik heb dat gevoel altijd blijven houden: ik wil niet terug naar dat land. Als ik er niet hoef te zijn met Kameroen, voor een officiële wedstrijd, wil ik er niet meer terug.

Voorpublicatie uit biografie Hugo Broos: 'Ik dreef mezelf op rancune en eer naar verkeerde beslissingen'
© Borgerhoff&Lamberigts

Hugo Broos. Altijd weer winnen

Auteur: Filip Osselaer

Pagina’s: 264

ISBN: 9789089317797

24,99 euro

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content