Geen censuur: profetische Gerard Reve op tweede Nacht

© Kim

In de aanloop naar de vijfde Nacht op 2 april neemt Guido Lauwaert ons mee naar Kortrijk waar de burgemeester in 1975 Reve tevergeefs van het podium wou.

Een heidense of halfheidense burgemeester is niet erg voorstelbaar voor Kortrijk. Kijk er de geschiedenis maar op na, het zijn allemaal wijwaterpissers. De straten en huizen van het Dallas van West-Vlaanderen zien er zo keurig uit dat ze lelijk zijn. De mensen slepen een hele karavaan ziekten achter zich aan, voorop geldgewin en een aversie voor kunst en cultuur. Geen stad waar zoveel zwart in de buidel zit dan in Kortrijk. Schijnheiligheid is de grootste kwaliteit van de Kortrijkzanen. Ze aanbidden hen die het gemaakt hebben in de wereld – of dat alleen maar denken – en zijn zo vreselijk tevreden met zichzelf. En net die stad had ik uitgekozen voor de 2de Nacht van de Poëzie.

Vrij kort na de eerste Nacht was het plan gerijpt voor een tournee. Om de paar jaar een Nacht in een andere stad. Rondleurend met dat idee liep ik eind 1974 de uitzondering die de regel bevestigt tegen het lijf. De man was de enige Kortrijkzaan die wist dat kunst de enige ware heilige geest is. Die het met mij eens was dat zelfs een paus Nederlands spreekt wanneer men hem een schets van een naakte Nel van Rik Wouters overhandigt. Naast directeur van de Kamer van Koophandel was de goede man voorzitter van de raad van bestuur van de Hallen, een expositiecomplex dat meer leeg stond dan vol. Hij bood me het complex aan, gratis, en een kantoor. Ik had maar te kiezen. Aan lege geen gebrek. De volgende dag zat ik in een draaistoel, trommelend met mijn vingers op een blinkend bureaublad. Kale hallen zijn geen concertzaal. De tamtam rond de Nacht zou anders moeten. Want hoe het publiek gelokt naar de culturele woestijn van Vlaanderen?

Weg van dat kantoor, dacht ik. Je stikt er door de stank van de leegte. De stad in. Zwalpend van kroeg naar kroeg groeide de Kortrijkse Nacht. De alternatieve jeugd was wild. Eindelijk wat leven in hun spookstad. Dankzij hun belangloze hulp kwam een nooit geziene reclamecampagne op gang. Een koppel had zelfs een ambulance ‘geleend’. Ze reden ermee langs scholen, jeugdclubs, markten. Van De Panne tot Turnhout, de stad die bekend stond om twee instellingen die voor de Nacht van belang waren: het enige echte cultureel centrum – dankzij Eric Antonis – en een school vol meisjes met de vrolijkste brandende braambossen van het land. Het drukwerk was geleverd door Roularta, de ouderlijke woning van Knack.

De promotieploegen waren overal welkom, maar ze zorgden wel voor discussies. Een NvdP goed en wel, maar hoe betaald? Krap bij kas, een toegangskaart is censuur, et cetera. Dat gejank deed me overstag gaan. Betaal dan wat je kan, zei ik op een nacht, niet geheel nuchter meer. Vanuit de kater ontstond de zin die nu in het geheugen van iedereen die er toen bij en rond was in het geheugen gegrift staat: ‘Wie betaalt wat hij kan is waard dat hij komt.’ En zo stoomde de trein van de Poëzienacht recht de financiële afgrond in. Ach, wat maakt het uit. De Nacht van de Poëzie van 17 mei 1975 was totaal verschillend aan de eerste, maar werd al even legendarisch. En ik heb er een aantal vrienden aan overgehouden die me nog steeds dierbaar zijn. Zoals de jongeman, een student Toneel aan het Gentse conservatorium. Toen ik hem bij een zoveelste ontmoeting vertelde dat ik die dag een brief van Gerard Reve had ontvangen met de bevestiging van zijn optreden, werden zijn lichaamsgassen warm, heet, razend. Een kennismaking met de auteur van ‘De avonden’! Van de brievenboeken, het tweeluik ‘Op weg naar het einde’ en ‘Nader tot U’. Het tweede met als slot dertig ‘Geestelijke Liederen’. In ruil voor medewerking beloofde ik hem aan Reve voor te stellen. En zo werd de redacteur en voormalig Dwarskijker van Humo de presentator van de tweede Nacht van de Poëzie. Op zijn eentje heeft Rudy Vandendaele alle dichters aan elkaar gepraat. Terwijl ik achter de schermen een strijd leverde met de hindernissen.

Al bij al vielen ze nogal mee. De enige echte hindernis was niet het gedrag van een dichter, muzikant, medewerker maar de interventie van de burgermeester van Kortrijk, Jozef Lambrecht. Reve had drie dagen voor de Nacht wereldkundig gemaakt dat hij op de Nacht zijn Roomse geloof zou afzweren. Het had in alle Nederlandse en Vlaamse kranten gestaan. Die afzwering was niet naar de zin van de Kortrijkse burgemeester. Rond elf uur stoof hij mijn kantoor binnen, geëscorteerd door de hoofdcommissaris van politie en een kolonel van de rijkswacht. De burgemeester had die acolieten nodig, want zijn verstand, als hij het had, had hij zo goed verborgen in de krochten van zijn hoofd dat hij het bij god niet meer vond. Zonder zich deftig voor te stellen volgden na de eerste uitroepen een confettiregen van verwijten. Tientallen telefoontjes van godsvruchtige burgers hadden hem gedwongen in te grijpen. Een spreekverbod voor de heer Reva – interventie van de rijkswachtkolonel: Reve. Terwijl hij bleef tateren, gesticuleren, naar adem happen en met dreigementen zwaaien, hield ik het been stijf. Geen censuur. Ruim twee uur duurde het gevecht. Tot de rijkswachtkapitein aan de discussie een einde maakte door te verklaren ‘dat we meneer Lauwaert op zijn woord zullen moeten vertrouwen.’ – Waarop de burgemeester een laatste hoogmis van bezwaren en bezweringen op zijn tong liet pirouetteren. Daarop vertrok hij, zonder groet. De rits van zijn broek stond open. Schaamhaar tierde welig. Waarschijnlijk was hij enkele uren voordien nog daas door het zoveelste telefoontje uit bed gestapt en vergeten om zijn onderbroek aan te doen.

Enfin. Het gevaar was geweken. Gerard Reve mocht spreken. Dat deed hij ook. Bijgestaan door ‘De Rode Fanfare’ van volkszanger Walter De Buck. Hij las gedichten voor die in zijn Verzamelde Gedichten staan, voorafgegaan door de inleiding: ‘In mijn astrologische horoscoop staat dat ik eens een heilige zal worden. Maar, wij weten ook dat er voor de heiligheid van een heilig leven twee wonderen noodzakelijk zijn. Welnu, wij hebben het ene wonder tien jaar geleden meegemaakt: Gerard Reve wordt roomskatholiek! Vandaag hebben wij het tweede wonder: Gerard Reve… blijft roomskatholiek! (interventie van de fanfare) En uit ongelooflijke en uitbundige vreugde hierover… heb ik een uiterst vroom gedicht geschreven… dat is getiteld… De Blijde Boodschap!’

Naast stichtelijke bracht Reve gedichten die als racistisch werden bestempeld. Helemaal in het zwart gekleed en met runentekens aan een halsketting betrad hij het podium. Dankzij het geluidsarchief van Walter Slosse, voormalig journalist van de VPRO-radio, is de voordracht bewaard gebleven. Ze tonen aan dat Reve een profeet was. Geert Wilders, Filip De Winter en compagnie is te horen op de achtergrond die in de toekomst ligt.

‘Onze kassiers op de wegen beroofd. Aan ouden van dagen op klaarlichte dag hun beursje met spaarcenten ontrukt. Onze roomse dochters onteerd! Waarheen mijn Vaderland? O Nederland ontwaakt! Gooi al dat zwarte tuig eruit! Ons land voor ons! Op naar de blanke macht!’ In de grond van mijn hart hoop ik dat enkele dichters (m/v) ook voor onrust bij de overheid zullen zorgen. Ze hoeven de stunt van Reve niet te imiteren, geen profeet zijn, maar de NvdP moet van heel braaf tot zwaar stout gaan. Zelfs in de braafheid moet stoutheid zitten en in de stoutheid humor. Is dat niet het geval beschouw ik de vijfde Nacht als mislukt. Lukt het wel komt er misschien een zesde Nacht. Maar zolang ik leef, ik zweer het, niet in Kortrijk. Want ik ben ervan overtuigd dat de huidige burgemeester, tevens minister van Justitie, Stefaan De Clercq, een zoveelste wijwaterpisser is als zijn voorganger, naar wie in 2007 een laan werd vernoemd.

Guido Lauwaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content