Het paars-witte verleden van Clubmanager Vincent Mannaert

© belgaimage - christophe ketels

Vincent Mannaert, manager van Club Brugge, groeide op in Opwijk, waar hij ook nu nog woont. Als talentvolle jonge voetballer was de stap naar RSC Anderlecht vrij evident. In Sport/Voetbalmagazine vertelt hij over die periode in paars-wit shirt.

Zelf woont Mannaert meer in het centrum van Opwijk, in het huis van de grootouders van zijn vrouw. In hun geboortedorp zullen ze ook blijven, maar dan in het buitengebied. ‘We zijn aan het bouwen in het groen, met zicht op de natuur. Ik houd van de ruimte, de rust. Die heb ik nodig.’ Zijn vrouw Kristien is zijn jeugdliefde met wie hij vanaf zijn zeventiende samen is, zijn jeugdvrienden zijn nog altijd de mensen die het dichtst bij hem staan. ‘Dat is belangrijk; het relativeert het leven in het voetbal wat. Wat we doen, is niet zo ongelooflijk belangrijk als we weleens durven denken.’

De droom was niettemin voetballer worden. ‘Voor mij en mijn vrienden. Het besef dat het weleens zou kunnen lukken, kwam rond mijn veertiende, in de periode dat ik naar Anderlecht ging. Er waren al eerder aanvragen geweest van andere clubs, zo’n één, twee per jaar. Maar mijn ouders vonden het telkens te vroeg. Natuurlijk was dat teleurstellend, wanneer je de naam van een grote club ziet staan, denk je wel: ‘Potverdorie.’ Op mijn veertiende zei ik: ‘Nu wil ik ervoor gaan.’ En mijn ouders begrepen dat.’

Zijn vader bracht hem elke dag naar Brussel. ‘Hij was leraar Duits en Nederlands op onze school in Opwijk en kon zich zodoende organiseren om na de lessen met me mee te rijden. Ik vond het bij Anderlecht direct wel meevallen. Tussen spelers van een dusdanig niveau word je meteen uitgedaagd; als je je niveau niet opkrikt val je af. Maar in Anderlecht had je destijds een Chinese wall tussen het profgedeelte en de jeugd. De filosofie was toen nog totaal anders dan nu: ze gingen er vanuit dat niemand uit de jeugd zou doorstromen. ‘Ze moeten het maar zien te redden. Wie er doorkomt, is mooi meegenomen’, was de tendens. En dat is sommigen van mijn lichting ook gelukt: Frédéric Herpoel, Johan Walem, Frédéric Peiremans.’

Atypisch

Voor Mannaert is dan echter één zaak minstens zo belangrijk als het voetbal: zijn studie. ‘Ik was wat atypisch. Op toernooien of stages met de ploeg nam ik boeken mee. Ik las romans of non-fictie over zaken die mij interesseerden. Ik keek en kijk nog altijd graag naar documentaires over de natuur, maar ook over jazzmuzikant Quincy Jones, Keith Richards van The Rolling Stones of politiek. Ik heb de behoefte aan veel absorptie. Kennis hebben, zaken begrijpen. Wanneer ik iets lees, word ik direct getriggerd en rijzen allerlei vragen op: hoe zit dat juist, hoe werkt dat, waar gaat het over, waar komt dat vandaan? Dat maakte me bij Anderlecht een beetje anders.’

‘Ik wilde sowieso verder studeren, universiteit doen. Dat was voor mij al jaren duidelijk. Maar dat vonden ze bij Anderlecht eerder vreemd. Ik was zeventien, speelde regelmatig mee met het tweede, stond in het nationale jeugdelftal… en dan universiteit gaan doen. ‘Wíl je wel echt profvoetballer worden dan?’, was de vraag. Natuurlijk wilde ik dat, maar ik wilde ook een andere kant van mezelf ontwikkelen. Anderlecht was daar niet zo blij mee; voetbal en studie was destijds nog niet goed mogelijk als combinatie. Ze hebben verschillende keren naar mijn vader gebeld om me over te halen voor het voetbal te kiezen. Die druk van de club… die was er. En die was groot. Maar ik ging studeren. Dat stond vast.’

Mayke Wijnen

Lees het volledige interview met Vincent Mannaert in onze +zone of in Sport/Voetbalmagazine van woensdag 19 december.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content