Muyters: ‘Bewijs goed gedrag en zeden is niet dé oplossing’

© Belga Image

Minister van Sport Philippe Muyters (N-VA) houdt voet bij stuk, ook nu een slachtoffer uit de Belgische voetbalwereld naar buiten komt met een getuigenis over seksueel misbruik.

Philippe Muyters (N-VA) wil de sportsector niet verplichten om een bewijs van goed gedrag en zeden te vragen aan mensen die met minderjarige spelers werken. Daarmee blijft de minister van Sport bij zijn standpunt, ook na de getuigenis van Jan Van Aken. Die vertelt deze week in Sport/Voetbalmagazine hoe hij midden de jaren tachtig als zevenjarige voetballer ten prooi viel aan de pedoseksuele voetbaltrainer Jozef A..

In zijn getuigenis pleit Van Aken voor een verplichte screening van medewerkers in sportclubs aan de hand van het bewijs van goed gedrag en zeden. ‘Volledige zekerheid geeft dat niet,’ zegt hij, ‘maar zo bouw je ten minste al een middel in dat mensen weert die zo’n bewijs niet kunnen voorleggen.’

‘Alles in orde!’

Muyters is beducht voor een vals gevoel van veiligheid. ‘Ik kreeg net nog een sms’, aldus de minister, ‘waarin stond: ‘Bij ons is alles in orde, want wij vragen zo’n bewijs van goed gedrag en zeden.’ Nee! Dan is niet alles in orde! De trainer met wie Jan Van Aken te maken kreeg, had op het moment van de feiten ook zo’n bewijs van goed gedrag en zeden kunnen voorleggen (omdat hij toen nog geen strafrechterlijke veroordeling had opgelopen, nvdr). En waar trek je de grens? In heel het land zijn er ouders die elke week met een auto vol spelertjes naar trainingen en wedstrijden rijden. Ga je aan al die ouders ook zo’n attest vragen? En als je dat zou doen, zit je dán safe?’

Daarnaast zijn er praktisch problemen. Sportfederaties en clubs mogen een bewijs van goed gedrag en zeden wel opvragen, maar niet bewaren. Ook is het bewijs van goed gedrag en zeden een momentopname. Dus is de vraag hoe frequent je dat attest zou moeten vragen.

‘Op het goede spoor’

‘Ik weiger het bewijs van goed gedrag en zeden naar voren te schuiven als dé oplossing’, zegt Muyters stellig. ‘Ik wil dat de verschillende sportfederaties een volledig beleid voeren rond grensoverschrijdend gedrag. Binnen zo’n totaalaanpak kan het bewijs van goed gedrag en zeden een onderdeel zijn, maar dat hoeft niet.’

Daarmee zegt de minister dat het beleid per federatie kan verschillen. Dat is vandaag ook al het geval. Zo vraagt de gymfederatie intussen aan haar professionele trainers een bewijs van goed gedrag en zeden. Ook de Koninklijke Belgische Voetbalbond liet al verstaan zo’n attest te zullen opvragen bij de nationale jeugdtrainers en hun stafleden. Maar de meeste federaties, waaronder ook Voetbal Vlaanderen, doen dat (nog) niet.

Minister Muyters zit op het juiste spoor.

Tine Vertommen, criminologe

Criminologe Tine Vertommen, die aan de Thomas More-hogeschool werkt rond misbruik in de sport, kan zich vinden in de huidige houding van de minister. ‘Als ik een clubvoorzitter zou zijn, zou ik het bewijs van goed gedrag en zeden zeker vragen’, zegt ze. ‘Ik blijf daar voorstander van. Het is een mooi signaal naar de ouders toe. Je kan het ook als een symbolische maatregel zien en het kan een afschrikeffect hebben. Maar enkel met dat bewijs ga je niet veel risico mijden. Ook ik pleit voor een totaalbeleid. De minister zit op het goede spoor. De vrijblijvendheid is weg; er zijn zes maatregelen die hij de federaties nu oplegt. Die zijn niet allemaal even concreet uitgeschreven, maar ik ben hoopvol. Ze kunnen het juiste kader scheppen om volop in te zetten op preventie en vorming én ze voorzien in de noodzakelijke instanties als er incidenten zijn.’

Een ‘doorstartmoment’

De maatregelen waarnaar Vertommen verwijst, zijn sinds eind vorig jaar ingeschreven in de samenwerkingsovereenkomst tussen Sport Vlaanderen en de 47 gesubsidieerde sportfederaties. Het gaat onder meer over het aanstellen van een aanspreekpunt integriteit (API), het opstellen van een stappenplan om meldingen van grensoverschrijdend gedrag te behandelen en het voorzien van een tuchtrechterlijk systeem. Maar hoe dat allemaal precies in de praktijk moet gebracht worden, is dus nog niet helemaal duidelijk.

Als een federatie dit thema echt niet ter harte neemt, kan ik maatregelen nemen.

Philippe Muyters, minister van Sport

Later deze maand, op 19 februari 2018, komt er een zogenaamd ‘doorstartmoment’ waarop de besturen van de verschillende federaties een toelichting krijgen over de zes maatregelen. Het Internationaal Centrum voor Ethiek in de Sport (ICES), het Vlaamse expertisecentrum voor seksuele gezondheid (Sensoa) en een juridisch kantoor zullen die dag ook aanwezig zijn. Zij kunnen de federaties bijstaan met adviezen, instrumenten en ondersteuning waar de voorbije weken aan gewerkt werd.

‘Niet gewoon wat praat’

Sowieso wordt dé grote uitdaging in het hele verhaal om alle informatie die de federaties krijgen om te zetten in de praktijk. De info zou op een vlotte manier moeten doorstromen naar de clubs, want dáár gebeurt het.

Intussen moeten federaties nog niet vrezen voor sancties als het hen niet meteen lukt om de zes verplichtingen in de praktijk te brengen, zegt Jord Vandenhoudt, beleidsmedewerker bij Sport Vlaanderen, de sportadministratie van de Vlaamse overheid. Bedoeling is in eerste instantie om de federaties te helpen, niet om stante pede te knippen in hun subsidies als iets niet direct lukt. ‘Als een federatie dit thema echt niet ter harte neemt, kan ik maatregelen nemen’, zegt minister Muyters. ‘Maar ik proef vandaag een duidelijke wil om stappen te zetten en om van elkaar te leren. De federaties weten intussen goed dat dit voor mij niet gewoon wat praat is.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content