Tourist LeMC: ‘Thuis hangt er een rood-witte sjaal over mijn microfoon’

© KOEN BAUTERS

Zondag bekampen Beerschot en Antwerp elkaar nog eens tijdens dé Belgische stadsderby, deze keer op het Kiel. Hiphopper Johannes Faes trappelt nu al van ongeduld. Als Tourist LeMC zingt hij: Wij zen geen ratten. ‘Maar uiteindelijk besef je: die aan de andere kant zijn ook mensen.’

Den Bosuil stoh’ der nog altijd eve stug In iêrste happen ze trillend nor lucht Ze weten et goe, wij zen geen ratten, wij kome trug

Johannes Faes alias Tourist LeMC (33): ‘In eerdere nummers moffelde ik wel al wat referenties naar Antwerp, maar Wij zen geen ratten is het eerste lied dat ik echt over de club zelf schreef. Ik begon eraan na een match waarin Darko Pivaljevic twee keer scoorde. Het waren floddergoals en een slechte wedstrijd, maar we wonnen met 2-0 ( tegen FC Doornik, op 16 mei 2009, nvdr). De sfeer die dag was zo gehypet dat ik helemaal opgepompt thuiskwam. Ik móést iets doen. De titel had ik direct. Wij zen geen ratten was een mantra dat je toen al vaak hoorde op tribune 2. De eerste strofe en het refrein stonden ook snel op papier. De rest van het lied kwam een paar dagen later. Intussen zijn we zo’n tien jaar verder en als ik het nu nog eens zing, moet ik sommige passages aanpassen. In mijn eerste versie zaten namen van spelers van toen. Die vervang ik tegenwoordig door de namen van Geoffry Hairemans en Faris Haroun. En het zinnetje ‘ Warren Joyce liet ons staan’ verander ik in: ‘Menig trainer liet ons staan’. ( lacht)

Dat zingen van de fans op de tribune doet mij denken aan een gebedsdienst.

Johannes Faes

‘Als ik Wij zen geen ratten zing, verschijnt er meestal snel een rood-witte sjaal in het publiek. En even later een Beerschotsjaal. Altijd lachen, altijd plezant. De rivaliteit tussen Antwerp en Beerschot snijdt diep, maar voor de meesten blijft muziek iets overkoepelends. Uiteindelijk besef je toch op een keer dat die supporters aan de andere kant van ’t stad ook maar mensen zijn, Antwerpenaren dan nog wel, ons eigen volk. Ik moet wel toegeven dat dat besef bij mij ook maar met de jaren gekomen is. Vroeger was ik gefocust op de rivaliteit en stopte het daar; ik dacht er niet verder bij na. Maar toen Beerschot in 2013 failliet ging, dacht ik: ocharme jongens, eigenlijk zitten we in hetzelfde schuitje. Ik begon de rivaliteit te relativeren.

‘Ongetwijfeld zijn er Beerschotters die mijn platen niet kopen omdat ik een Antwerpfan ben, maar voor hen wil ik niet laten om over mijn club te zingen. Dat zou onecht zijn. Ik zing over de dingen waarmee ik bezig ben. Antwerp hoort daarbij. Het is voor mij te belangrijk om weg te steken. Het gaat niet over een spelletje schaak. Het is iets gewichtigs, een passie, een belangrijk spel, een beetje zoals Game of Thrones. Iedere week kijk ik uit naar de match; ik volg de filmpjes van de club en elke maandag zit ik te hopen dat we op tv aan bod komen in Extra Time. Thuis hangt er zelfs een rood-witte sjaal over de microfoon waarin ik zing als ik demo’kes opneem.’

Iêl ’t laend oep den Bosuil gericht Iedereên beeft ’t Stadion boemvol Ze wete wa’ gebeure zal eens ’t roêd-wit leger trug in iêste g’installeerd En al d’aender clubs gon van, shit man die biêste zen er wer

Faes: ‘Mijn Antwerpverhaal begon toen mijn vader mij eens meepakte naar het stadion, naar tribune 2. Dat moet vlak na Wembley geweest zijn ( waar Antwerp in 1993 de finale speelde van de Europabeker der bekerwinnaars, nvdr). Het was de periode van Rudi Smidts en Cisse Severeyns. In een bui van jeugdige overmoed ging ik op mijn twaalfde eens aanbellen bij Cisse thuis om een handtekening te vragen. Zijn vrouw deed open en gaf een foto waar al een handtekening op stond. Dat was toch iets. ( lacht)

Johannes Faes: 'De meeste Antwerpfans zijn stiekem toch wel een beetje trots op ons imago. We laten ons niet doen.'
Johannes Faes: ‘De meeste Antwerpfans zijn stiekem toch wel een beetje trots op ons imago. We laten ons niet doen.’© KOEN BAUTERS

‘Sportief ging het die jaren minder goed. Iedere thuiswedstrijd waren er ook rellen. Elke keer stond een massa agenten in vol ornaat op het veld. Tien minuten vóór het eind van de match begonnen de eerste bankskes in het rond te vliegen. Dan zei mijn vader: ‘Pakt gij die kant van de bank, ik pak deze.’ ( lacht) Nee, dan gingen wij stilaan naar huis.

‘Eind de jaren negentig kwam ik niet zo vaak meer kijken; ik was met andere dingen bezig. Begin de jaren 2000 keerde ik terug, op mijn eentje. Als je het niet erg vond om het eerste kwartier van de match te missen, kon je in die tijd nog zonder ticket de Bosuil binnenlopen. Dikwijls kwam ik enkel de tweede helft volgen. Ik leerde andere plekken kennen op tribune 2. Het hooliganisme was wel al wat aan het uitdoven, maar als we verloren, liep er op het eind van de match toch nog altijd volk naar beneden. Die gasten trokken dan rond het stadion, langs de achterkant, om naar de supporters van de tegenpartij te gaan. Soms liep ik mee. Eén keer botsten we al snel op flikken. Toen moesten we terugspurten en verloor ik daarbij een schoen. ( smaalt) Blijkbaar was ik niet gemaakt voor zulke dingen. Echt meevechten deed ik nooit. Maar als ik op tribune 2 bij andere mensen was beland, had ik me misschien wel laten meesleuren. Ergens heeft het ook een zekere charme. De meeste Antwerpfans zijn stiekem toch wel een beetje trots op ons imago. We staan er als het erop aankomt, we laten ons niet doen.’

Wij zen onden uit de hel meh een iêmels publiek

Faes: ‘Sinds ik begin de jaren 2000 terugkwam, beleef ik alles veel bewuster en intenser: het meezingen, -roepen, -springen en -brullen met de mannen die ambiance maken. Er is geen andere plek in de maatschappij waar je zulke apenkuren kunt uithalen zoals op een tribune. Ik vind het goed dat dat er nog is. Toen ik een tijd geleden las dat Bruggesupporters gezocht werden omdat ze obscene gebaren hadden getoond richting de fans van een andere ploeg, dacht ik: overdrijf nu niet. Sportief vijandschap moet toch kunnen? Zelf zing ik ook altijd mee als het gaat over de moeder van een speler. Ik denk niet dat veel spelers daar wakker van liggen. De meesten snappen het spelletje wel.

‘Het voetbal van Antwerp trok het voorbije decennium vaak op geen zak. Mee sfeer maken werd voor mij dé reden om naar de Bosuil te komen. Dat zingen van de fans op de tribune doet mij denken aan een gebedsdienst. Ik kom niet vaak in een kerk, maar ik denk dat men daar om dezelfde reden zingt: omdat er zo een enorme energie wordt gecreëerd en gedeeld. Dat geeft een geweldige ontlading. Zelfs al ben je met maar een paar duizend mensen en is de match slecht, dan nog kun je kippenvelmomenten creëren. Dat blijft mij enorm aanspreken. Wel jammer is dat ik mijn stem niet onder controle heb als ik me op tribune 2 laat meesleuren in het luid zingen, babbelen en brullen. Dan word ik snel hees. Met de shows die ik tegenwoordig doe, kan ik mij dat niet meer permitteren. Daarom maakte ik vorig jaar de overstap naar tribune 1, waar het een pak rustiger is. De beleving is daar heel anders. Tijdens de derby van anderhalve week geleden ben ik nog eens tussen mijn barbaren op den 2 gekropen en dat was echt fantastisch. Maar na één helft begon mijn stem weer te haperen. Als ik volgend seizoen definitief terug wil naar tribune 2, zal ik toch moeten proberen me wat rustiger te houden.’

‘Liever met twee in de middenmoot dan één superploeg’

Naast Wij zen geen Ratten maakte Johannes Faes ook al een tweede nummer over Antwerp. Dat heet simpelweg Royal Antwerp Football Club. Daarin zingt hij: ‘Voetbal is economie, geen illusie’. Faes knikt: ‘Als je geld hebt, draai je mee aan de top. Dat vind ik gemaakt: prefab- en Ikeatoestanden.’ Maar was dat niet exact wat de voorbije jaren op de Bosuil gebeurde? Bouwheer Paul Gheysens draaide de geldkraan open en plots streed Antwerp mee voor een plaats in play-off 1. Faes: ‘Vandaar dat ik zo blij ben dat we nog enkele Antwerpse spelers in de ploeg hebben: Geoffry Hairemans, Ritchie De Laet en Stallone Limbombe, van wie ik het erg jammer vind dat Antwerp hem laat gaan. Er moet ook wat eigenheid van de stad en van de club zelf zijn. Zonder zulke spelers zou enkel de pure business overblijven. Dat zou ik heel spijtig vinden.’

In dat tweede lied zingt Faes ook: ‘Voor al ’t geld van de wereld toch nee tegen de fusie’. Die mening blijft hij toegedaan. ‘Liever met twee in de middenmoot dan één superploeg in de top. Ik geniet nog te erg van het Antwerp-Beerschotgegeven om iets anders te zeggen. Zo blijft één van mijn absolute topmatchen uit het archief de derby tegen Beerschot in 2010, die wij wonnen met 1-0. Normaal draag ik geen attributen, maar de dag nadien kroop ik toch met een rood-witte sjaal op mijn fiets en reed ik daarmee zwengelend naar het werk. Tegelijk kick ik er enorm op als ik hoor dat zowel Antwerp- als Beerschotfans vorig jaar naar de promotiematch van Berchem zijn gegaan. Daar zaten alle clubs van de vroegere Antwerpse Entente verenigd ( een cluboverschrijdend team dat ontstond na WOII, met de beste spelers van die drie Antwerpse clubs, nvdr). Het was één groot feest. Fantastisch toch dat zoiets ook nog kan. En doodzonde dat je daar in de pers amper iets over kon terugvinden. Daar misten de media een grote kans.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content