De opmars van de Denen in de koers: ‘Wij halen het maximum uit elke renner’

© getty images

Het nationale voetbalelftal van Denemarken heeft niet langer een patent op die explosieve bijnaam. Sport/Wielermagazine ging op zoek naar een verklaring voor de opmars van het Deense wielrennen.

Dit artikel verscheen in de Wielergids van Sport/Voetbalmagazine. We publiceren het op onze website naar aanleiding van de winst van Mads Pedersen in het WK Wielrennen.

Quizvraagje: wat hebben de Omloop Het Nieuwsblad, de Amstel Gold Race, de Tourrit naar Carcassonne, de Tour de l’Eurométropole en Parijs-Tours met elkaar gemeen? Het antwoord: in 2018 werden ze allemaal gewonnen door een Deen. 18 renners uit Denemarken telt het WorldTourpeloton dit seizoen – nooit eerder waren het er zoveel. Met ook nog 14 Denen die uitkomen voor ProContinentale ploegen (van wie 12 voor het in eigen land geregistreerde Riwal Readynez Cycling Team) maakt dat een totaal van 32 profs. Ook dat is een record.

Het juiste team

Het moge duidelijk zijn: het Deense wielrennen zit in de lift. ‘Sinds onze generatie, met onder anderen Bjarne Riis, Rolf Sørensen en Jesper Skibby, de fiets aan de haak hing, praten we er al twintig jaar over: wanneer komt eindelijk the next boom?’ Aan het woord is Brian Holm, profwielrenner van 1986 tot 1998 en sindsdien gewaardeerd ploegleider, de jongste zeven seizoenen bij het Quick-Stepteam van Patrick Lefevere. ‘We hadden altijd sterke jongeren, maar toen die overstapten naar de elite, stagneerden ze. Volgens mij leefden ze bij de jeugd al te veel als prof, waardoor ze geen progressie meer kónden maken.’

Bij de profs kwamen ze allemaal terecht bij het Deense WorldTourteam van Bjarne Riis, en daar knelde het schoentje, verrast Morten Bennekou. ‘Een van de redenen voor de opmars is simpel: we beschikken over een groep heel getalenteerde renners, die ook bij de junioren en de beloften al veel wonnen. Met ‘getalenteerd’ verwijs ik trouwens niet alleen naar hun atletische capaciteiten, maar ook hun mentaliteit: ze zijn bereid om dag in dag uit de opofferingen te doen die nodig zijn om het te maken. Maar een andere reden voor het succes – en dat klinkt contradictorisch – is dat we geen WorldTourteam meer hebben.’

Bennekou, de afgelopen drie seizoenen trainer bij Sunweb, maar sinds 1 januari head of performance bij de Deense wielerbond en zo terug op het vertrouwde nest – voordien werkte hij al dertien jaar voor de federatie – verklaart zich nader: ‘Een WorldTourploeg in eigen land heeft een aantal voordelen: de belangstelling van pers en publiek is groter en daardoor zullen meer jongeren geneigd zijn om het als wielrenner te proberen. De ploeg fungeert met andere woorden als locomotief voor de sport. Maar voor talentontwikkeling op hoog niveau vind ik het beter dat er in Denemarken geen WorldTourteam meer bestaat. In de tijd van CSC, later Saxo Bank, was er een directe lijn tussen Deens wielertalent en die ploeg. Bij welk team prof worden, was voor een voor de hand liggende, zeg maar gemakkelijke, keuze. Bovendien keken andere ploegen nauwelijks richting Denemarken, omdat ze ervan uitgingen dat de talenten toch in eigen land bleven.’

Die gemakkelijke keuze is weggevallen en dat is positief, vervolgt Bennekou. ‘De renners krijgen nu meerdere aanbiedingen en moeten zelf research doen: bij welke ploeg kan ik een programma rijden dat past bij mijn mogelijkheden? Waar kan ik mezelf het best ontwikkelen? Op die manier komen ze niet stuk voor stuk terecht bij hetzelfde team, maar wel bij het juiste team voor elk van hen individueel.’

Gezonde concurrentie

Brian Holm beaamt: ‘Teammanagers en sportdirecteurs laten hun oog steeds vaker vallen op Deense jongeren. Patrick Lefevere, bijvoorbeeld, legde dit jaar met Mikkel Honoré een derde Deense renner onder contract bij Deceuninck – Quick-Step. Wanneer ik met mijn collega’s praat, hoor ik trouwens uitsluitend positieve verhalen over de ingesteldheid van mijn landgenoten.’

De competitiestrijd tussen de Deense toppers tilt hen naar een hoger niveau, ziet Brian Holm nog een andere reden voor de revival. ‘Michael Valgren ziet Magnus Cort winnen, Magnus Cort ziet Søren Kragh winnen, Søren Kragh ziet Mads Pedersen winnen. Dat motiveert hen, zo van: als hij dat kan, dan kan ik dat ook. Die jongens komen uitstekend overeen, maar er heerst ook een gezonde concurrentie, ze willen elkaar verslaan. Op de sociale media posten ze felicitaties wanneer een andere een mooie prestatie neerzet, maar bij zichzelf denken ze: nu is het aan mij om nog beter te doen.’

Over een gebrek aan media-aandacht heeft wielrennen in Denemarken nooit mogen klagen. Het is er de op twee na populairste sport, na voetbal en handbal. Holm: ‘In Duitsland hielden ze er na alle dopingschandalen voor een aantal jaar mee op, maar bij ons zijn de media de koers blijven steunen, in goede en kwade dagen. De wielersport zit immers, net als in België, zo diepgeworteld in de Deense cultuur dat ze niet kan vernietigd worden.’

En eveneens zoals België heeft Denemarken het voordeel een klein land te zijn, merkt Morten Bennekou op. ‘De vijver om uit te vissen is enerzijds veel kleiner dan in bijvoorbeeld Italië of Frankrijk, maar anderzijds verloopt de samenwerking tussen jeugdteams, profploegen en federatie dan weer gemakkelijker. De afstand – letterlijk – is veel minder groot. De beste renners en trainers ontmoeten elkaar bijna wekelijks. Een talent kan onmogelijk ongezien blijven. Het is ook gemakkelijker om de nationale selectie te halen en bijgevolg om trainingskampen mee te maken en ervaring op te doen. De ruime juniorenselectie telt 30 renners, terwijl er slechts 100 Deense junioren zijn. Je mag gerust stellen dat we het maximum halen uit elke renner.’

Andere aanpak

Het talentontwikkelingsprogramma van de Deense federatie werpt al jaren zijn vruchten af in de jeugdcategorieën. ‘Maar eenmaal in de WorldTour presteerden die jongens vaak veel minder dan we verwacht hadden’, vertelt Bennekou. ‘We hadden hen geholpen om de eerste stap te zetten, een contract bij de elite. We wensten hen daarbij veel geluk, zeiden dat het nu aan hen was en richtten ons op de volgende lichting. De laatste jaren veranderden we onze aanpak. We kwamen tot het besef dat het voor die jonge kerels erg moeilijk was om in een ander land terecht te komen, ver weg van familie en vrienden. De stap was misschien te groot.’

De trainers van de Deense federatie besloten om intensief contact te houden met hun voormalige beschermelingen. Zo bleef Bennekou verscheidene renners persoonlijk begeleiden in hun eerste en vaak ook nog hun tweede profjaar. ‘Daardoor was niet plots álles nieuw, bleef op zijn minst de relatie met hun trainer vertrouwd. Dat ging dan over de planning, maar ook over een vertrouwde en duidelijke communicatielijn, in hun eigen taal bovendien.’

Of we mogen spreken van de beste Deense generatie ooit, willen we tot slot weten. ‘Riis won de Tour, Sørensen schreef Luik-Bastenaken-Luik en de Ronde van Vlaanderen op zijn naam en Skibby pakte ritwinst in elk van de drie grote rondes. Vooralsnog blijven wij dus het meest succesvol’, grijnst Holm. ‘Nu, Valgren bewees vorig jaar al dat hij klassiekers kan winnen. Het is moeilijk te zeggen of hij het wordt dan wel Pedersen, maar ik geloof erin dat er de komende jaren, mogelijk zelfs al dit jaar, eindelijk weer een Deen een van de monumenten zal winnen.’

‘Iedereen is het erover eens dat dit de meest beloftevolle generatie is sinds de jaren 90,’ besluit Bennekou, ‘maar vergelijken is moeilijk. Om maar één reden te geven: those guys behaalden hun resultaten mede dankzij doping. Laat ons hopen dat deze jongens allemaal clean zijn.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content