Fons De Wolf (62): tweevoudig Omloop-winnaar, nu receptionist in Brugs viersterrenhotel

© Olivier Neese
Olivier Neese
Olivier Neese Journalist bij Krant van West-Vlaanderen

Wint de Deen Michael Valgren voor het tweede jaar op rij de Omloop Het Nieuwsblad? Statistisch gezien zou dat best kunnen. Al tien keer volgde de winnaar van de openingsklassieker zichzelf het jaar nadien op. Een van hen is Fons De Wolf (62), winnaar in 1982 en 1983 en vooral bekend door zijn zeges als jonge prof in de Ronde van Lombardije en Milaan-Sanremo. Nu werkt De Wolf als receptionist in een Brugs viersterrenhotel. Krant van West-Vlaanderen deed een avondshift in het spoor van een van ’s lands sierlijkste renners ooit.

‘Fons was veel te mooi om coureur te zijn.’ Freddy Maertens herhaalt het keer op keer als hij Fons De Wolf moet omschrijven. Was hij te mooi voor een renner, dan lijkt hij perfect geknipt voor de taak van receptionist. Met eenzelfde flair als op de fiets checkt hij de hotelgasten in, geeft hij hen uitleg over het hotel en Brugge en schenkt hij drankjes uit in de bar.

‘Veel contact met mensen, dat heb ik graag’, lacht Fons De Wolf. ‘Ook al komen ze soms met de domste vragen af. Dat er geen water uit de kraan komt en ik hen moet tonen dat ze aan de knop moeten draaien. Dat het te warm is en ik moet voorstellen om de airco aan te zetten of het raam te openen. Dat ze na twee uur slapen beslissen om toch liever een kamer met twee aparte bedden te hebben… Nu, oud-renners waren ook niet de makkelijkste hotelgasten. Ik weet nog dat we de minibar leegden en de doorzichtige flesjes daarna weer vulden met water.’ (lacht)

Toen vrienden het viersterrenhotel Acacia met 41 kamers in de Korte Zilverstraat overnamen en een extra receptionist zochten, twijfelde Fons De Wolf niet. Ook al moet hij daarvoor telkens anderhalf uur op en af naar het Waals-Brabantse Noduwez, waar hij sinds twee jaar met zijn vrouw Anke woont.

‘Ik werk van 13 tot 23 uur. Eenmaal heb ik de nacht gedaan, maar dat moeten ze me niet meer vragen. Ik ben geen ochtendmens en ook geen nachtmens. Dat ritme en het systeem van de ene week werken en de andere niet liggen me niet.’

De oud-coureur oogt gelukkig. Opnieuw gelukkig. Na een echtscheiding zat hij anderhalf jaar in een zware depressie. Naast zijn echtgenote verloor hij ook zijn familie, vrienden en zijn job. Samen hadden ze twee jaar eerder de begrafenisonderneming van haar ouders overgenomen.

‘De lichamen verzorgen, de nabestaanden opvangen, de ceremonie regelen en begeleiden… Ik deed alles. Een job die ik met hart en ziel heb gedaan. En waarvoor ik heel veel erkenning kreeg. Je leert de mensen ook heel puur kennen. Op zo’n moment is iedereen gelijk. Heel moeilijk had ik het bij de dood van kinderen. Wat moet je zeggen in het moederhuis tegen een koppel wiens baby je moet komen ophalen? Of tegen mensen wiens 16-jarige zoon zelfdoding pleegde? Dan wil je onder het tapijt kruipen. Als ik kon, stuurde ik iemand anders. Deze job doe ik veel liever.’

Fons De Wolf kruipt achter de bar om twee Engelse dames – een moeder en dochter op citytrip lijkt het – een tweede drankje te serveren. De bar draagt de naam ‘Flandrien’, aan de muren hangen iconische beelden uit de koersgeschiedenis.

Vlot somt Fons De Wolf de afgebeelde renners, de locaties, de wedstrijden en de jaartallen op. ‘Daar: Ludo Peeters, Koppenberg, Ronde van Vlaanderen 1987.’ Een foto van Fons De Wolf hangt er niet. ‘Raar maar waar, ik heb zelfs niets te maken met de naam of de keuze om hier koersbeelden te hangen. (lacht) De jonge mensen kennen me niet meer. Daar heb ik vrede mee. Af en toe gebeurt het dat een oudere hotelgast me herkent. Dan babbelen we over de koers van vroeger, vragen ze mijn mening over de huidige vedetten of mijn pronostiek voor de eerstkomende koers.’

‘Voor Quick.Step heb ik een boontje, daar ben ik zelfs supporter van. Dankzij Patrick Lefevere was ik anderhalf jaar pr-manager van zijn ploeg, alvorens ik in de uitvaartsector stapte. Hij was altijd heel correct met me en zulke mensen mag je nooit vergeten. Ik heb mijn kans gekregen en heb het zelf stopgezet. Een nieuwe kans komt er niet, dat weet ik en dat is terecht. Ik zou hetzelfde doen. Ik ben te oud om nog iets in het peloton te betekenen. Plus: de oude willen niet weg en er staat een nieuwe generatie klaar om erbij te komen. In het peloton duik ik wel nog op als chauffeur. In de Ronde van Qatar was ik vier jaar de chauffeur van Eddy Merckx, nu rijd ik nog vips rond in de Vlaamse klassiekers.’

Buona sera!’ Fons De Wolf begroet een Italiaanse schone die volledig opgedirkt het Brugse nachtleven lijkt in te duiken. ‘Frans, Engels, Italiaans… Ik kan mijn plan trekken. Zeker dat Italiaans is nodig, want Italianen denken dat de wereld stopt aan hun grens en iedereen hun taal spreekt…’

Italië zal altijd met Fons de Wolf verbonden zijn. In 1981 won hij op indrukwekkende wijze Milaan-Sanremo. De laatste Belg die daar in slaagde, tenzij je tot het groepje behoort dat Andrei Tchmil ook als een Belg beschouwt. ‘Iedereen herinnert me vooral aan die zege op de Via Roma, terwijl de winst in de Ronde van Lombardije een jaar eerder voor mij veel mooier was. Daar was ik heel goed, tot op vijf kilometer van het einde. Toen ging het licht uit. Door blufpoker te spelen, kon ik toch nog winnen. Daar heb ik veel meer voldoening van. Maar Lombardije sluit het seizoen af en Milaan- Sanremo valt in maart, als iedereen staat te popelen en verwachtingen koestert.’

Wanneer Fons De Wolf over zijn wedstrijden praat, lichten zijn ogen nog iets meer op. Zoals wanneer we vragen naar zijn twee opeenvolgende zeges in de openingsklassieker Omloop Het Volk. ‘Bij de eerste zege, in 1982, was ik echt niet goed. Met twee ploegmaats van Vermeer-Thijs zaten we in de kopgroep. Toen het peloton aansloot, demarreerde ik op de Volkegemberg. Mijn maats stopten af en ik kreeg twintig seconden. Tja… Dan moet je doorgaan, hé. Ik kreeg een minuut en ze zagen me niet meer terug. Een jaar later sprong ik weer weg op de Volkegemberg. Jan Raas glipte mee, maar kon zeker tien kilometer lang niet overnemen. Een superdag had ik. In de sprint klopte ik Raas, nochtans een klassieke renner en zeker niet traag in de sprint.’

In een land dat naar een nieuwe Eddy Merckx hunkerde, werd Fons De Wolf tot een van zijn opvolgers gebombardeerd. Zeker toen hij in zijn eerste profseizoen in 1979 meteen vijf ritten in de Vuelta won en daarmee ook de puntentrui mee naar huis nam. De veel te hoge verwachtingen kon hij echter niet waarmaken.

‘Ik ben fier op wat ik gepresteerd heb. Zeker wel. Maar ik had liever in schoonheid willen eindigen. Een jaar bij een kermisploeg, rond de kerktoren rijden… Daar kon ik me niet voor motiveren. Ik kon nog een jaar bij zo’n team gereden hebben, maar dat interesseerde me niet. Als ik niet de nieuwe Merckx was, wie dan wel? Een Philippe Gilbert, maar dan hoogstens een derde van hem. Hij won veel meer dan ik. Hij is ook een complete renner, die uit de voeten kan in de Vlaamse en Waalse klassiekers en in de grote ronden. Snel in een spurt, maar ook niet uitzonderlijk rap. Veel liever had ik nu gereden, waarbij je kon pieken en niet 100 à 120 koersen moest rijden. Ik kon me geen volledig seizoen focussen op het wielrennen. Soms leefde ik 110 procent voor de koers, andere momenten maar 40.’

Naast zijn receptiedesk staat de twee meter hoge kooi van de grijze roodstaartpapegaai Coco, zijn dichtste collega. ‘Dat is de echte mascotte van het hotel. Er worden meer foto’s genomen van Coco dan van mij.’ (lacht)

‘Praten doet hij niet veel, geregeld zegt hij wel eens koekkoek. Ooit hadden we hier we plots eens een Marcel Koekoek en zijn vrouw op bezoek. Toen ze in de bar iets zaten te drinken, riep Coco constant ‘koekkoek’. De vrouw dacht dat ik dat was… (lacht) Coco vastnemen of aaien, doe ik nooit. Bang dat hij zou bijten…’

In gedachten keert Fons De Wolf terug naar Guadeloupe. Het moment dat zijn carrière een bizarre wending nam. ‘Na het seizoen trapte ik daar in een door wormen geïnfecteerde zee-egel. Een kantelmoment. Sindsdien maak ik te weinig rode en witte bloedcellen aan. Het liep allemaal veel moeilijker, waardoor ik meer trainde. Maar daardoor had ik minder weerstand en was ik voor het minste ziek. Nooit meer presteerde ik constant. Waar ik in 1981 nog op een col van achteraan vlot kon opschuiven, kon ik dat daarna niet meer.

‘Mijn kameraad van het labo zei na mijn carrière: ik wist bij het eerste onderzoek al dat je carrière gedaan was, maar ik heb het je nooit verteld. En misschien maar best ook: als ik had geweten dat ik vijf à acht procent minder was, zou dat in mijn hoofd gekropen zijn en zou ik helemaal niets meer gepresteerd hebben. Nog steeds kan je dat zien in mijn bloedresultaten. In het dagelijkse leven heb je er geen last van, voor topsport maken die paar procenten een enorm verschil. Het raakt me dan ook als mensen zeggen dat ik me niet verzorgde of leefde voor de sport. Het lag niet aan mezelf. Ik verzorgde me wél. Anders kan je geen vijf à zes mooie seizoenen rijden.’

Van zijn carrière spaarde De Wolf niets. Geen foto, geen truitje, geen beker. ‘Alles weggeven of weggegooid. Dat interesseert me niet. Maar ik moet toegeven dat het me iets deed toen ik recent mijn fiets van Milaan- Sanremo terugzag. Een vriendin belde me op: Fons, iemand verkoopt zogezegd een fiets van jou, kan dat wel? Ik nam contact op met die mensen en ging langs. Een blauwe fiets met de juiste maten. Onder een laagje lak zag ik mijn naam piepen, in het versnellingsapparaat stond de juiste datum. Het was effectief mijn fiets. Ik kreeg kippenvel over mijn hele lichaam. Bleek dat een supporter via de ploeg mijn fiets voor 20.000 frank had gekocht. De man had de fiets enorm verzorgd. Zo reed hij er nooit mee in de regen en mocht zijn zoon er nooit op zitten. Na zijn overlijden wilde zijn vrouw de fiets kwijt. Zij wilde het naar de schroothoop brengen, maar de zoon dacht er nog wat voor te kunnen krijgen. Ik heb er 500 euro voor gegeven en de fiets staat nu, volledig gerestaureerd, in een museum in Zepperen.’

De shift zit er bijna op, de nachtwaker neemt zo meteen over. Toch wil Fons De Wolf nog een kleine rondleiding geven in het hotel. Van de altijd kalmere periode na Nieuwjaar maakte het hotel gebruik om een tiental kamers op de tweede verdieping te renoveren. Het ruikt er nog wat naar verf en op het tapijt zijn nog stoffige voetafdrukken van de werkmannen te zien. ‘Nog een grondige poetsbeurt en alles is klaar. Behalve het iets kalmere jaarbegin zit ons hotel altijd goed vol. Hartje Brugge, hé.’

Terwijl de rijzige ex-renner door de gangen van het hotel wandelt, valt op hoe scherp hij nog staat. ‘De afgelopen vijf maanden heb ik nochtans niets kunnen doen’, lacht hij. ‘Twee jaar geleden werd ik omvergereden door een auto. Resultaat: vier gebroken ribben en een gescheurde pees in de schouder. Blijkbaar waren ook mijn quadriceps geraakt en rafelden die stilletjes uit. Tijdens een gewone wandeling knapte plots alles af. Een knie-operatie en een revalidatie van zes tot negen maanden was het verdict.

‘Hoewel we nog maar vijf maanden verder zijn, kroop ik vorige week toch al op de fiets. Maar vier dagen op rij: dat had ik niet mogen doen. Een opgezwollen knie. Tja. Meestal rij ik toertjes van 2 à 2,5 uur, ongeveer 60 kilometer. Heel vaak met De Vrienden van Merckx, een groepje oud-ploeggenoten van de Kannibaal met Jos De Schoenmaeker, Jos Spruyt, Willy Vekemans… Na een ritje nog iets drinken en verhalen van vroeger ophalen. Genieten.

‘In feite zou ik al van vorige zomer op pensioen mogen, maar dat zie ik niet zitten. Dan ben je pas echt oud. En ik zit nog te graag onder de mensen.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content