Waarom Mathieu van der Poel de crossende Ronaldinho is

© belgaimage
Jonas Creteur
Jonas Creteur Sportredacteur bij Knack.

‘Als Mathieu van der Poels fiets kon praten, je zou straffe verhalen horen’, grapte Paul Herijgers deze winter, verbluft door diens acrobatie. Waar haalt de Nederlandse meestertechnicus, die zondag voor de tweede keer profwereldkampioen veldrijden is geworden, zijn stuurvaardigheid vandaan? Een analyse.

Jong geleerd, oud gedaan

Hoewel hij als kind tal van sporten combineerde – boogschieten, judo, ponyrijden, skiën, tennis én jarenlang voetbal – was Mathieu van der Poels eerste liefde altijd het veldrijden. Al op zijn vijfde, tijdens crossjes van de West-Brabantse veldritcompetitie, doet hij monden openvallen met zijn techniek, veel meer ontwikkeld dan bij oudere deelnemers. Wat die nog niet dúrven te verzinnen, dat voert de kleine Mathieu zonder nadenken uit. ‘Als kleine jongen’, vertelde hij in 2017 in De Telegraaf, ‘probeerde ik al over boomstronken te springen. Of in het bos schijnbaar te steile bergjes omhoog te vlammen. Altijd zei er wel iemand: ‘Dat lukt je nooit.’ Maar dan haalde ik alles uit de kast, desnoods een uur lang, om het wél te realiseren.’

Als ik twee weken níét val, dan klopt er iets niet. Vallen is zelden pech, maar een teken dat ik buiten mijn comfortzone treed.

Mathieu van der Poel

Van der Poel wordt extra aangemoedigd door vader Adrie, die als veldrijder nochtans technisch geen kraan was. Op het WK in Pontchâteau in 1989 kreeg hij zelfs een afkeer van balken. Danny De Bie jumpte erover, richting wereldtitel, hij moest, als topfavoriet, telkens van de fiets – beelden die zoonlief later op YouTube vele keren zou bekijken. Adrie besefte zo wel hoe belangrijk die sprongtechniek, zeker in de steeds snellere crossen, zou worden. Voor Mathieus negende verjaardag, op 19 januari 2004, geeft hij zijn zoon daarom een apart cadeau: een techniektraining van diens idool Sven Nys, in de bossen van Ossendrecht. Mathieu kan dan al over balken springen, maar Nys, een ex-Rabobankploegmaat van vader Adrie, scherpt zijn techniek nog aan.

Drie jaar later kiest Van der Poel, ondanks een testbeurt als voetballer bij Willem II, definitief voor het veldrijden. En wint hij in 2007/08 als twaalf/ dertienjarige aspirant alle zeventien wedstrijden waaraan hij deelneemt, onder meer zijn eerste nationaal kampioenschap. De geboorte van een technisch superieure crosskannibaal.

Lichaamsbewustzijn/ evenwichtsgevoel

Mathieu van der Poel die op de fameuze schuine kant in Namen met de voeten rotsvast in de pedalen, perfect balancerend, onder en voorbij Toon Aerts knalt. Van der Poel die in Baal in de dirt jump-afdaling bijna valt, maar miraculeus overeind blijft – ‘Nu al hét beeld van het jaar!’, riep Michel Wuyts. Manoeuvres die de vliegende Hollander uitvoert dankzij zijn bijzondere motoriek en proprioceptie: het vermogen om de positie en het zwaartepunt van je lichaam waar te nemen in de ruimte.

Dat aangeboren lichaamsbewustzijn en evenwichtsgevoel heeft de Nederlander vanaf zijn zestiende verder aangescherpt. Op voorspraak van vader Adrie trok hij toen immers al naar kinesist David Bombeke. ‘Met Mathieu’, vertelt die, ‘hebben we sindsdien gewerkt op rompstabiliteit en op proprioceptie. Oefeningen waarbij we hem bijvoorbeeld op één been lieten squatten en zijn evenwicht verstoorden met een elastiek. Tegelijkertijd moest hij mindworks/ decisionmaking-oefeningen doen, om zijn reactiesnelheid en neurologische vaardigheden te trainen. Daarbij verscheen bijvoorbeeld op een scherm een pijl en die moest hij telkens 45 graden draaien. Al vroeg scoorde Mathieu daarin uitmuntend, veel beter dan zijn broer David. Die mindworks-oefeningen, ontwikkeld door Stijn Quanten, worden ook gebruikt in het MilanLab van AC Milan. Op basis daarvan delen we atleten op in types, genoemd naar voetballers. David bleek een Gattuso, Mathieu een… Ronaldinho.’

Fun/risicofactor

In november, na zijn zege in Tábor, postte Van der Poel op Instagram een foto van zijn zweepsprong over een brug, met als bijschrift: ‘ Never, ever underestimate the importance of having fun‘ – ‘Onderschat nooit het belang van plezier hebben.’ Voor de cross had hij op zijn account al foto’s geplaatst van zijn struikeling tijdens de verkenning, over de bergoplopende balkenpassage. Zich geamuseerd afvragend: ‘Telt dit als een val?’

Het illustreert de manier waarop Van der Poel Ronaldinhogewijs door de velden dribbelt, met veel zin voor risico’s, gekruid met een vleugje show. Zoals in de zware moddercross in Namen, toen hij na een zoveelste fysieke en technische demonstratie net voor de finish nog eens uitpakte met een wheelie. En de foto ook op Instagram gooide, met de korte liefdesboodschap: ‘MUD ?’ Zijn verklaring voor pers: ‘Die wheelie? Een ingeving van het moment. Het was lang geleden.’

Showtjes die niet alleen dienen om het publiek, maar vooral om zichzelf te vermaken. Want op training voert de entertainercrosser ze ook uit, puur voor het plezier. Dat hij dan af en toe tegen de grond gaat, dat neemt hij er graag bij, zei Van der Poel vorig jaar in het programma Een Vandaag en in HUMO: ‘Als ik twee weken níét val, dan klopt er iets niet. Vallen is zelden pech, maar een teken dat ik buiten mijn comfortzone treed. Zeker in de opwarming zoek ik mijn limieten op. Test ik met welke maximale snelheid ik over balken kan springen en een bocht kan nemen, steeds dichter langs een paal. Tijdens de wedstrijd lijken sommige manoeuvres dan misschien gevaarlijk, maar dat zijn berékende risico’s. Bijna altijd heb ik alles onder controle.’

Waarom Mathieu van der Poel de crossende Ronaldinho is
© belgaimage

Schijfremmen

Zelden klonk Wout van Aert moedelozer na een cross als die in Zeven, november 2016. ‘Na drie bochten wist ik al hoe laat het was. Mathieu ging zo snel dat hij vooraan én achteraan slipte. Alsof hij erop kickt om door de bochten te schuiven. Nog nooit zag ik iemand dat doen. Alsof hij met andere banden rijdt.’

Vaak terugkerende, lovende commentaren, over hoe Van der Poel flitsend door de bochten laveert. En over hoe je aan zijn achterwiel moet kleven, als je wil blijven volgen. VDP noemde het in de jongste veldritspecial van Sport/Voetbalmagazine hét toppunt van techniek. ‘Heel snel een bocht pakken, met twee voeten in de pedalen, héérlijk. Zeker in het zand de max, dan kun je echt ‘hangen’.’

De Nederlander scheurt zelfs zo dicht langs een paal of hek dat hij af en toe hapert – zoals in Diegem, waar hij zijn broek scheurde – of zelfs tegen de grond gaat – zoals in Baal, waar zijn voorwiel wegschoof. ‘Eigen schuld, iets te enthousiast’, zei hij achteraf. Vijf dagen later, in Brussel, gaf hij weer een demonstratie, met een glijdende bochtentechniek in de gladde afdalingen. ‘Het klinkt raar, maar Mathieu heeft niet per se veel grip nodig in de bochten’, vertelt Christoph Roodhooft, manager van Corendon-Circus. ‘Zoals een rallypiloot uitzwaait, zo glijdt hij liever in de bochten om zo weinig mogelijk snelheid te verliezen. Zo kan hij ook beter corrigeren.’

Extra troef bij die glijtechniek, zegt ploegmaat Tom Meeusen: minder grove tubes. ‘In Loenhout zijn Mathieu en ik bijvoorbeeld op griffo’s gestart – veel anderen op rhino’s, het zwaarste profiel. Mathieu schoof wel eens weg, maar had voor de rest zijn fiets perfect onder controle. Extra voordeel van dat minder grove profiel: minder rolweerstand op de rechte stukken. Waardoor hij minder moeite moet doen om rapper te rijden dan concurrenten op rhinotubes.’

Het grootste hulpmiddel voor Van der Poel zijn echter de schijfremmen. Hij was zelfs een van de early adopters, al sinds zijn eerste veldritseizoen bij de elite, 2014/15. ‘We moesten hem wel overtuigen’, zegt Roodhooft. ‘In navolging van Niels Albert het seizoen ervoor zou Mathieu de schijfremmen ook gebruiken, vanaf 1 september 2014. Enkele dagen ervoor sms’te hij me ’s avonds laat: ‘Kan ik niet de gewone cantilever-remmen blijven gebruiken?’ We hielden echter voet bij stuk. Met succes, want in zijn seizoensdebuut in Gieten: meteen bingo. Sindsdien kan Mathieu niet meer zonder.’

Hoewel alle crossers ze nu – goed vier jaar later – gebruiken, en ook de technisch minderen er makkelijk(er) bochten mee nemen, zijn die schijfremmen voor Van der Poel een extra wapen, vertelde hij in de veldritgids van dit magazine. ‘Ik kan zo nog later remmen en dus nóg sneller door een bocht vliegen, om zo wel het verschil te maken. Die schijfremmen wakkerden mijn enthousiasme voor het veldrijden zelfs aan. Omdat je alles veel extremer kunt doen, door die grotere controle.’

Mountainbiken/ motorcrossen

Vraag Van der Poel naar de leukste dagen van het jaar, dan zal hij steevast antwoorden: die net na het crossseizoen, wanneer hij al vele jaren met vrienden in het bos op zijn dirt bike – een mountainbike met een laag zadel – over metershoge, zelf aangelegde heuvels van modder, takken en zand jumpt, of over diep gegraven putten springt, tot het donker wordt. Mede daardoor was VDP geen voorstander van de dirt jump-afdaling in Baal. Zijn crossfiets vond hij daarvoor ongeschikt.

Even graag reed de Nederlander in het verleden daarom met zijn enduromotor, vooral tijdens de zomer. Maar soms ook tijdens de winter, in de sneeuw, zoals in 2017, toen volgens hem ‘de plezantste rit van 2017’. Veel haalt Van der Poel zijn motor echter niet meer boven. Manager Christoph Roodhooft vindt het te gevaarlijk. En hij heeft er in de zomer amper nog tijd voor. Sinds 2016 focust hij immers ook op het mountainbiken.

Ook dat werd een coup de foudre: door de bredere banden en de voor- en achtervering van zijn fully mountainbike kon hij voortaan zelfs de moeilijkste afdalingen aansnijden. Zoals vorige zomer, toen hij met Tom Meeusen het hooggebergte rond Livigno verkende. ‘Mathieu’, vertelt zijn ploegmaat, ‘reed er fluitend een enorm steil, met stenen bezaaid wandelpaadje naar beneden. Ik heb zelden schrik, maar durfde er zelfs niet aan te begínnen. Heb dan maar te voet afgedaald.’ ( lacht)

Ondanks zijn superieure techniek als veldrijder moest Van der Poel in het mountainbiken nochtans aanvankelijk zijn meerdere erkennen in nog straffere acrobaten als Nino Schurter, zeker in de steeds extremere afdalingen. Hoewel hij tot voor 2016 nog nooit een mountainbikerace afgewerkt had, maakte hij echter ook indruk op de doorgewinterde mountainbikers, door zijn vlugge aanpassing als crosser. En net door die ervaring, benadrukt Tom Meeusen, heeft zijn teamgenoot in het veld qua techniek de laatste twee, drie jaar nog een stap vooruitgezet. ‘Voor Mathieu is zelfs de afzink in Gavere nu kinderspel.’

Fysiek ook de beste

Een van de belangrijkste redenen voor Van der Poels technisch meesterschap, zegt Meeusen, is simpel: omdat hij ook fysiek erbovenuit steekt. ‘In de opwarming een perfecte bocht pakken lukt wel meer crossers. De kunst is echter om dat ook na x ronden, bij een hartslag van 200 te doen. Ik ben zelf een specialist in het bochtenwerk, maar in Hamme, waar ik een goed halfuur Mathieus spoor gevolgd heb, ging het op de rechte stukken zó snel dat mijn verzuurde spieren niet meer uitvoerden wat ik wilde. En ik in de fout ging. Terwijl ik in míjn tempo nooit die fouten gemaakt had.

‘Het probleem is: al meteen na de start trekt Mathieu vól door, om zo de (tweede) adem van iedereen af te snijden. In Koksijde bijvoorbeeld ligt er vlak na de start een lastige loopduin. Velen moeten dan even bekomen, maar Mathieu herstelt zo snel dat hij daar, in de volgende, technisch moeilijke zandpassage, geen last meer van heeft. En zo al van in de eerste ronde weg knalt.

‘Hetzelfde in de bochten en bij de balken: hoe frisser je bent, hoe sneller en met meer lef je die neemt. Waardoor Mathieu daarna minder hard moet optrekken tot topsnelheid. Van bijvoorbeeld 25 naar 30 kilometer per uur, terwijl anderen terugvallen naar 23 kilometer per uur. Net die twee kilometer maakt over een hele cross het verschil, zeker in bochtenrijke wedstrijden als Ruddervoorde of Hamme. Zo spaart Mathieu wattages op, wordt hij minder vermoeid, en kan hij wéér sneller door de volgende bocht vlammen. Of een steile helling naar boven fietsen die anderen te voet moeten nemen, zoals vorig jaar in de WB-race in Bogense – een van zijn strafste stunts ooit. Een mooi voorbeeld van Mathieus superioriteit, op alle vlakken. Hoe hij zijn immense power, zittend op de fiets, overbracht op de gladde ondergrond, door het juiste spoor, de juiste versnelling te kiezen, mét de vastberadenheid om boven te raken. Fénomenaal.’

Waarom Mathieu van der Poel de crossende Ronaldinho is
© belgaimage

Eens waaghals, altijd waaghals

Mathieu van der Poel tast zo ver zijn grenzen af dat het soms verkeerd afloopt. Zoals in Loenhout 2016, toen hij op een heuveltje voorbij Tom Meeusen probeerde te springen, maar zwaar op zijn nek viel. Zoals in Gavere 2017, toen hij in de slotronde een fout maakte bij een sprong over een sloot, een gapende kniewonde opliep en de zege nog uit handen gaf. Of zoals in Lokeren dit seizoen, toen de Nederlander zijn enkel verzwikte bij een jump over een gracht. Er zit zelfs nog een pinnetje in zijn hand, sinds hij in een mountainbikerace in het Spaanse Logroño, in mei 2018, zijn scafoïdebeentje brak. Bij eerdere crashes, in 2015 en 2016, belandde VDP hard op zijn knieën, wat hem enkele operaties en een deel van het veldritseizoen kostte.

Bij de juniores moesten er al eens titaniumpinnen een gebroken sleutelbeen helpen herstellen en kneusde Van der Poel zijn borstbeen toen hij vol op een boom knalde. Als kleuter/kind brak de nooit stilzittende deugniet zelfs al zijn arm, bij een val van de schommel, en zijn pols, bij een val tijdens het tafeltennissen. Eens waaghals, altijd waaghals.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content